Overtreding van de sanctiewet: onbekend en onbemind

Overtreding van de sanctiewet: onbekend en onbemind

Het is bijna kerstmis en zo langzamerhand maken alle instellingen en organisaties zich op voor een periode van rust. Ook voor de nieuwsredactie van onze omroep betekent dit een afname van het aanbod van nieuwsfeiten. Ineens gaat de telefoon op de redactie. Via een bron krijgen we te horen dat Abu M. vanuit een Zweedse gevangenis, bij verrassing vervroegd in vrijheid is gesteld.

Terroristen

Dezelfde bron geeft aan dat Abu graag met ons wil praten, om “zijn kant van de zaak“ te belichten. Abu loopt als een rode draad door allerlei terroristendossiers, die gelet op de recente aanhoudingen in Antwerpen, nog steeds actueel zijn in verband met een mogelijke aanslag op Nederlandse doelen.

Scoop Publieke Omroep

Er is weinig tijd. Kunnen we snel tickets regelen? We zijn van de publieke omroep, dus het geld kan een probleem zijn. Gelukkig is het nog net laagseizoen. Ik zal Joost van de directie ervan proberen te overtuigen dat we deze kans echt niet voorbij mogen laten gaan, en dat we alles moeten doen, zodat deze Abu de scoop niet aan de BRT, F1, of omroepen met diepere zakken zal geven.

Er is weinig tijd om te overleggen. De directie geeft akkoord, maar: “zorg wel dat alles wordt vastgelegd wat aan hem wordt betaald”. We weten dat hij op de Sanctielijst staat. Dit is ook de reden waarom wij hem interessant vinden. Hij loopt als Forrest Gump door verschillende terroristendossiers vanaf eind jaren 90.

Interview

Het interview verloopt helaas weinig verrassend. Op confronterende vragen geeft hij alleen maar ontwijkende antwoorden. Het was allemaal een grote vergissing. Hij heeft nooit opgeroepen tot geweld. En de video’s waaruit het tegendeel zou blijken zijn door de media gemanipuleerd. Toch vinden we het van groot belang om het publiek in te lichten dat deze man met uiterst bedenkelijke ideeën vrij is te gaan en te staan waar hij wil en nog steeds veel volgers heeft op diverse kanalen. Bepaald geen geruststellende gedachte…

Met een onderdrukte trots zijn we als team teruggevlogen vanuit Stockholm omdat het ons is gelukt hem als eerste te interviewen, terwijl de grotere Europese omroepen te laat waren.

Verdachtenverhoor in verband met verdenking overtreding Sanctiewet

Enkele maanden later worden we geconfronteerd met een onaangename verrassing. Een brief van het Openbaar Ministerie met een uitnodiging voor een verdachtenverhoor. In de brief staat dat wij verdacht worden de Sanctiewet 1977 te hebben overtreden, door de door hem gemaakte onkosten te vergoeden. We hebben betaald aan een terrorist en daarmee de wet overtreden. Als we een advocaat naar het verhoor mee willen nemen, dan mag dat.

Wat is hier aan de hand? We hebben alleen het publiek willen informeren over en waarschuwen voor deze Abu. We hebben hem niet willen steunen! Zonder hotelovernachting en lunch/diner geen interview, het was kiezen of delen. Natuurlijk wisten we dat hij op “de lijst“ stond, maar we hadden geen idee dat we iets hebben gedaan dat verboden was. Nu zitten we in het verdachtenbankje.

De rechercheurs zijn allervriendelijkst, maar de wet is helder. Er mogen geen betalingen plaatsvinden aan personen die op de Sanctielijst staan. Niet direct en niet indirect. Hoewel er niet aan onze goede bedoelingen wordt getwijfeld, hebben wij de wet overtreden. En de wet geldt nu eenmaal voor iedereen.

Kloof wet en uitleg journalistieke taak

Dit is het verhaal van de journalisten. Hoe vertaalt zich dit in de rechtspraktijk? Er lijkt een kloof te bestaan tussen de wet en een redelijke uitleg van de journalistieke taak. Wat hadden de journalisten anders moeten doen? Wat had de omroep anders moeten doen? Er had een ontheffing kunnen worden gevraagd bij het ministerie, maar deze mogelijkheid is niet in brede kring bekend. Als een ontheffing zou worden gevraagd, hoe zou dit in de praktijk moeten werken, gelet op de spoed waarmee gehandeld moest worden. Hoe zit het dan met de bronbescherming? Wie garandeert de journalist dat de bronnen niet zullen uitlekken? Zouden mensen nog met journalisten willen praten, als ze wisten dat hun gegevens met de overheid worden gedeeld? Vanuit de journalistiek bezien een retorische vraag.

Kleurloos opzet

Een spagaat. De wet gaat uit van kleurloos opzet. Met andere woorden: het is in beginsel niet van belang of de journalist weet dat hij of zij strafbaar heeft gehandeld. Als het gaat om economische delicten dan geldt in beginsel dat het al voldoende is, dat men zich bewust is van de gedraging, nog los van de vraag of deze in strijd is met de wet.

Toch schijnt er voor de journalistiek wat licht in deze onbevredigend donkere tunnel. In een recent arrest van de Hoge Raad is een uitspraak van het Gerechtshof vernietigd. In deze zaak had de verdachte € 225,00 indirect ter beschikking gesteld aan een terroristische organisatie. Volgens het Gerechtshof was het in het kader van het kleurloos opzet niet van belang of de verdachte wist dat het geld ten goede zou komen aan een terroristische organisatie. De Hoge Raad is het hier niet mee eens. Het is niet genoeg als het opzet alleen was gericht op het overtreden van de wet. Opzet moet eveneens gericht zijn geweest op het indirect ter beschikking stellen van geld aan een terroristische organisatie. Hiermee wordt het kleurloos opzet toch enigszins ingekleurd. De gedraging op zich is dus niet voldoende om strafbaarheid aan te nemen.

In het geschetste voorbeeld was het steunen van Abu en/of zijn organisatie ongeveer het allerlaatste wat dat de journalisten wilden. Zij wilden een interview en werden geconfronteerd met randvoorwaarden, die ze naar hun mening konden verantwoorden. Van een beloning was geen sprake. Het ging om aantoonbaar gemaakte en gespecificeerde kosten. Zij beseften zich dat het niet het goedkoopste hotel van Stockholm was, maar dit was wel het speelveld waarbinnen zij opereerden.

Hebben zij de wet overtreden, of hebben zij gehandeld zoals het goede journalisten betaamt? De intenties waren goed en hopelijk biedt het recht hen bescherming. Als dit niet het geval is, wordt het lastig werken en lijkt er een onwenselijke kloof te ontstaan tussen het recht en de journalistieke taak.

Bijzondere positie journalisten

Het lijkt me niet de bedoeling dat in het huidige tijdsegment, een informatieve lunch met een extremist, of nog actueler, een Russische oligarch, tot contact met de politie dient te leiden. Dat journalisten soms zaken moeten uitleggen en verantwoorden is niet onredelijk, maar het werk moet wel door kunnen gaan, en er dient rekening te worden gehouden met de bijzondere positie van een journalist. 

Wetgeving tegen het faciliteren van terrorisme is noodzakelijk, maar is deze wetgeving altijd van toepassing op een journalist die het publiek van relevant nieuws voorziet?

Het is een goed idee om hiervoor in overleg met de betrokken partijen, OM/Ministerie, NVJ en mediaorganisaties een balans te zoeken en werkbare regels te vinden, die recht doen aan alle maatschappelijke belangen.

Ook de belangen van de vakkundige journalist die ons voorziet van nieuws over terroristische dreigingen.
 1* Hoge Raad ECLI:NL HR :2023: 2

Maarten Pijnenburg (advocaat)

Maarten Pijnenburg

Advocaat Dekens Pijnenburg advocaten

Gratie Masmeijer mistig als de uitslag van een tv-quiz

Gratie Masmeijer mistig als de uitkomst van een tv-quiz

Vorige week ontstond er veel ophef in de media toen bekend werd dat de voormalige NCRV quizmaster Frank Masmeijer, door een geslaagd gratieverzoek vervroegd in vrijheid is gesteld.

Masmeijer was eerder door de Belgische rechter onherroepelijk veroordeeld tot een gevangenisstraf van negen jaar vanwege de betrokkenheid bij de smokkel van 467 kg cocaïne. Toen Masmeijer werd vrijgelaten zat hij zijn straf al uit in Nederland. Nederlanders mogen alleen maar naar een ander land worden overgeleverd (uitlevering binnen Europa), als de garantie wordt gegeven dat zij hun straf in Nederland mogen gaan uitzitten, en dat was hier het geval.

Iedere gedetineerde heeft het recht om gratie te vragen aan de Koning om een straf niet uit te moeten zitten, om of vervroegd in vrijheid te worden gesteld. In België heet dit wat mooier: genade. Bij gratieverlening gaat het om omstandigheden waar de rechter die verantwoordelijk is voor het opleggen van een onherroepelijke straf geen rekening mee heeft gehouden en die voor hem aanleiding zouden zijn geweest om geen of een andere straf op te leggen. Ook kan er gratie worden verleend als het voortzetten van een straf geen doel meer dient, bijvoorbeeld in het geval van een sterk verslechterde gezondheid.

Ophef over gratiebesluit

Vanwaar de ophef over de vervroegde invrijheidstelling van Masmeijer? Zijn advocaat Geert-Jan Knoops was in eerste instantie verbaasd, maar reageerde kort hierop, door te melden dat hij de ophef over de vervroegde invrijheidstelling hypocriet vond. Masmeijer heeft succesvol gebruik gemaakt van zijn recht om gratie te vragen, wat hem dus kennelijk is gelukt. Een waterdichte redenering zoals we van een uitstekende advocaat kunnen verwachten.

Toch begrijp ik de ophef wel. Niet zozeer vanwege de vervroegde invrijheidstelling op zichzelf en het door velen genoemde “verkeerde signaal” dat van de gratiering uit zou gaan. Het kan zo zijn dat Frank Masmeijer terecht gratie heeft gekregen, maar de “zomer-rel” zou waarschijnlijk niet zijn ontstaan als we zouden weten welke belangenafweging aan de gratieverlening ten grondslag ligt. Misschien is hij ernstig ziek, of heeft hij andere zwaarwegende belangen waardoor het terecht kan zijn dat hij vervroegd in vrijheid wordt gesteld, maar we weten het niet.

Manco gratieprocedure

De gratieverlening van Masmeijer legt vooral de zwakte in onze gratieprocedure bloot. Rechtspraak is in Nederland zoveel mogelijk openbaar om de maximale controle op de rechtsgang mogelijk te maken om bijvoorbeeld te kunnen beoordelen of de verdachte een eerlijk proces krijgt.

Bij gratieverzoeken ligt dit anders. De privacybelangen van de veroordeelden wegen in deze procedure zwaarder dan de transparantie van het proces. De vraag is of dit beginsel niet aan herziening toe is, nu de persoonlijke belangen in het strafproces in beginsel eveneens in de openbaarheid worden besproken en zoals in dit geval bovendien de veroordeelde zelf met het nieuws naar buiten komt. Het onderscheid tussen de strafprocedure, waarbij de uitspraak in de openbaarheid geschiedt en de gratieprocedure waarbij er een soort “orakelachtig” proces plaatsvindt, waarbij buitenstaanders slechts kunnen gissen wat de beweegredenen zijn van de Koning die gratie verleent, is niet goed te begrijpen.

Die laatste rol komt sowieso verwarrend en archaïsch over nu vaststaat dat de Koning geen enkele rol speelt in de procedure, maar dat vooral het Openbaar Ministerie en als laatste het gerechtshof het oordeel velt.

Meer transparantie

Wat is erop tegen om, zoals ook bij uitspraken van rechtbanken, gerechtshoven en de Hoge Raad gebeurt; de belangrijkste beslissingen te publiceren? Zelfs de beklagzaken van gedetineerden kunnen via verschillende sites worden geraadpleegd. Het is niet duidelijk waarom dit niet gebeurt in de gratieprocedure. Pas dan kan iedereen “frank en vrij” een mening vormen over de uitkomst, en komen dit soort beslissingen (afhankelijk van de inhoud) mogelijk niet “als een baksteen uit de hemel vallen”.

Maarten Pijnenburg

Advocaat Dekens Pijnenburg advocaten

Digitale rechtshulp: cyberoorlog in de rechtszaal

Digitale rechtshulp: cyberoorlog in de rechtszaal

De internationale criminaliteitsbestrijding heeft de karaktereigenschappen van een kat en muis spel, waarbij het strijdtoneel zich meer en meer heeft verplaatst naar het dataverkeer op het World Wide Web. Waar in vroegere tijden de communicatie via reguliere prepaid telefoons plaatsvond, is er al jaren geleden in het illegale circuit gebruik gemaakt van extra beveiligde cryptotelefoons, waarvan men lang heeft gedacht dat de communicatie niet kon worden onderschept.

Inmiddels is deze droom of waan van veiligheid op een vrij rücksichtslose wijze verstoord, door het kraken of hacken van verschillende systemen van versleutelingssoftware. Het begon met het kraken van Encrochat waarbij er door de politie miljoenen berichten zijn verzameld en geanalyseerd, die tot op heden de bron vormen voor vele strafzaken. Toen gebruikers van Encrochat overstapten op de software van Sky ECC, bleek dit platform evenmin veilig en werd door de Nederlandse opsporingsdiensten ook deze communicatie onderschept. De Nederlandse opsporingsdiensten hebben voor wetsovertreders inmiddels een gevreesde reputatie en het lijkt erop dat ‘de kat Tom’ van ‘de muis Jerry’ gaat winnen.

(On)mogelijkheid controle bewijsvergaring door verdediging

Toch zijn er ook kanttekeningen te plaatsen bij de overwinningsroes die er leeft onder opsporingsinstanties. Hoe verhoudt deze opsporingsmethode zich met de wettelijke waarborgen waarin de privacy van de burgers wordt beschermd? En in hoeverre heeft de verdachte nog de mogelijkheid om via zijn advocaat te controleren of de digitale bewijsvergaring wel voldoet aan de eisen van de rechtmatige opsporing? Bij normale opsporing waarbij er bijvoorbeeld een mes in beslag wordt genomen of een DNA spoor veilig wordt gesteld, gelden er strikte protocollen die in acht moeten worden genomen, maar als het gaat om cyberdata is dit vaak minder helder en worden advocaten vaak geconfronteerd met een bak met data die technisch vaak enorm ingewikkeld is, en waarbij de selectie en controle geheel in handen is van de procestegenstander: het Openbaar Ministerie. Toegang tot dit materiaal en inzicht in de werkwijze, wordt vaak afgehouden met het mantra: strijdig met het opsporingsbelang. Op de verdediging gerust vaak de vrij onmogelijke bewijslast, om het belang tot toegang tot informatie die men niet heeft aan te tonen.

In de rechtszaal worden de verzoeken van de verdediging om meer informatie over het internationale digitale bewijs te verkrijgen, vaak door het OM afgedaan als fishing expeditions.

Onbegrensd vertrouwen

Om over de wijze van verkrijging van deze data, nog maar te zwijgen. Het gaat in de regel om internationale opsporing, waarbij er gebruik wordt gemaakt van data die zijn vergaard in een ander land. Het Openbaar Ministerie, en de Nederlandse rechter hanteert dan in de regel het zogenaamde interstatelijke vertrouwensbeginsel. Als het gaat om staten die zijn aangesloten bij het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens, dan geldt de veronderstelling dat het Openbaar Ministerie en de Nederlandse rechter erop mag vertrouwen dat de informatie op een rechtmatige wijze is verkregen. Met andere woorden: de verdediging moet er maar op vertrouwen dat alles volgens de regels is gegaan en kan niet zelfstandig onderzoek laten verrichten, of dit ook is gebeurd.

Zolang de verdediging niet kan aantonen dat er in het buitenland ernstige rechtsregels zijn overtreden, dan is er ook geen noodzaak om nader onderzoek te verrichten naar de vraag of de bewijsvergaring volgens de wettelijke regels is gegaan. Dit heeft het karakter van een cirkelredenering, omdat alleen door het onderzoek kan worden aangetoond dat bepaalde verdedigingsrechten zijn geschonden.

In de benadering van de rechtbanken schuilt een principiële onevenwichtigheid. Alles wat binnen onze landsgrenzen wordt verricht, wordt door de rechter gecontroleerd volgens de regels van het Wetboek van Strafvordering, maar alles wat in het buitenland aan opsporing plaatsvindt, daarvoor geldt het min of meer blinde vertrouwen. Kwaad gedacht, kan er in internationale opsporingsonderzoeken voor gekozen worden om digitale informatie te vergaren in landen met minder strenge regelgeving, om deze informatie vervolgens op grond van het vertrouwensbeginsel af te schermen van een onderzoek naar de rechtmatigheid.

Het recht op een eerlijk proces staat onder druk

Digitale opsporing is in beginsel niet gebonden aan landsgrenzen, zodat het principieel moeilijk te verdedigen is dat er andere regels zouden gelden als een computerserver binnen Nederland is geplaatst, of net over de grens van Frankrijk in Roubaix zoals bij Encrochat het geval was. Het wordt allemaal nog schimmiger, als blijkt dat de inmenging van Nederlandse opsporingsambtenaren veel groter blijkt te zijn dan in eerste instantie werd vermeld. Een van de basis beginselen van een eerlijk strafproces is dat de rechter zo goed mogelijk wordt geïnformeerd over hoe het opsporingsonderzoek is verlopen, en niet dat er een soort gekuiste versie, in het proces-verbaal wordt weergegeven. In grote onderzoeken worden vaak grote hoeveelheden data geselecteerd en verzameld, zonder dat helderheid wordt verschaft over de wijze waarop deze informatie is verkregen; buiten het feit dat het afkomstig is van een buitenlandse opsporingsdiensten.

De vraag is in hoeverre deze werkwijze zich nog verhoudt tot een eerlijk proces. Met name dringt deze vraag zich op, als geen onderzoek mag plaatsvinden naar deze datasets. Het Openbaar Ministerie beschikt in de regel over geavanceerde digitale opsporing technieken, mankracht en hulpmiddelen om de datasets te doorzoeken en de verdediging heeft deze mogelijkheid in de regel niet. Daarnaast is het ook van belang in hoeverre er in het buitenland niet bepaalde in Nederland belangrijke rechtsregels zijn overtreden, zoals het verbod om misdaad uit te lokken.

In zaken waarbij er gebruik is gemaakt van telefoons die beveiligde ANON software bevatten, zijn er in verschillende landen actief telefoons op de markt gebracht die software bevatten die kon worden doorgespeeld aan de opsporingsdiensten. Niet valt in te zien waarom de mogelijkheden tot controle van deze werkwijze niet dezelfde waarborgen zou moeten genieten als wanneer het een 100% Nederlandse aangelegenheid zou zijn.

In het algemeen geldt dat controle op opsporing, tot een zuiverder politieoptreden leidt. Het in cyberspace kunstmatig overkomende onderscheid tussen Nederland en het buitenland, past niet meer in deze tijd. De ruime interpretatie van het vertrouwensbeginsel levert een gevaarlijke blanco cheque aan buitenlandse opsporingsinstanties die onder de radar kunnen opereren, zonder dat de Nederlandse rechter en verdediging hier ooit weet van zal krijgen.

Vertrouwen is goed, maar een systeem zonder controle is een naïef systeem, dat niet voldoet aan de eisen van een eerlijk proces.

Maarten Pijnenburg

Advocaat Dekens Pijnenburg advocaten

Boerenprotest vraagt om boerenverstand

Boerenprotest vraagt om boerenverstand

De acties van protesterende boeren krijgen steeds meer het karakter van een partizanenstrijd tegen de overheid, waarbij geweld niet wordt geschuwd. Vanwege het steeds meer gewelddadige karakter van de acties, neemt de overlast toe en het draagvlak af.

Het is hier niet de plaats om het al dan niet gerechtvaardigde karakter van de acties te beoordelen in het ingewikkelde stikstofdebat, maar deze acties maken de vraag actueel, waar de grens ligt van de demonstratievrijheid en waar de noodzaak ontstaat voor de overheid – in dit geval de politie en het Openbaar Ministerie – om in te grijpen in het demonstratierecht en boeren zo nodig te arresteren en te berechten.

Louis van Gaal heeft (vaak) gelijk

De acties van de boeren zijn te plaatsen in een bredere trend van burgers die steeds minder gezag aanvaarden van de overheid, en in een algemene tendens van wantrouwen naar gezagsdragers. Ook dit zal diepere sociologische oorzaken hebben die niet eenvoudig zijn te duiden. Louis van Gaal vertelde onlangs in een talkshow dat de hiermee in verband staande verruwing van het debat in het parlement wat hem betreft samenhangt met het regelmatige gelieg van politici. Nu heeft Louis van Gaal vaak gelijk, en kunnen we zijn beschouwingen hierover op zijn minst serieus nemen.

Daarmee is nog geen oplossing gegeven voor het probleem van escalerende discussies in de samenleving waar demonstraties mee samenhangen. Het recht om te demonstreren is een sterk in de Grondwet en Verdragen verankerd recht, dat samenhangt met de vrijheid van meningsuiting. Op het moment dat de overheid de burger “de mond snoert“ door demonstraties te gemakkelijk te verbieden, wordt er een ondermijnende tegenreactie uitgelokt, die afbreuk doet aan de democratische waarden in een samenleving.

Vrijheid van meningsuiting

Op dit moment heeft iedereen het recht om te demonstreren, maar de demonstratie moet wel worden aangemeld bij de burgemeester. Als de demonstratie na een risico-inschatting een te groot risico oplevert voor de openbare orde, kan deze worden ingeperkt of zelfs worden verboden. Burgemeesters zullen hier niet snel toe overgaan. Alleen als het gaat om een serieuze bedreiging van de openbare orde wordt er ingegrepen. In beginsel moeten demonstranten zich ook aan de geldende wettelijke regels houden, maar soms kan het overtreden van de regel gerechtvaardigd zijn om een hoger belang aan te kaarten of wordt het aanhouden en vervolgen van demonstranten als buitensporig gezien. Zo heeft het gerechtshof Amsterdam in een vanuit het perspectief van de vrijheid van meningsuiting moedige uitspraak het Openbaar Ministerie in 2018 niet ontvankelijk verklaard in een zaak waarbij vreedzame demonstranten werden opgepakt en vervolgd voordat zij überhaupt konden demonstreren. De Hoge Raad heeft deze uitspraak helaas niet in stand gelaten en vond de sanctie van het verlies van het vervolgingsrecht te ver gaan. Of de rechter net zo mild of begripvol zal zijn over de boerenprotesten bij de woning van de minister van stikstof, valt ernstig te betwijfelen. De impact op het privéleven en het gewelddadige karakter zal waarschijnlijk zwaarder wegen dan de vrijheid om te demonstreren.

Recht om te protesteren

Ook mag het recht om te demonstreren niet worden misbruikt om anderen dit recht te ontnemen. In het geval van de bekende zaak van de “blokkeerfriezen”, was dit een van de argumenten waarom een aantal van hen werden veroordeeld. Het blijft altijd een zoektocht naar een balans tussen het gerechtvaardigde belang om uiting te kunnen geven aan het demonstratierecht en de belangen die horen bij de openbare orde en de veiligheid. Burgemeesters zullen “aan de voorkant“ voorzichtig zijn om op voorhand demonstraties te verbieden, maar het risico bestaat dan dat er achteraf het verwijt komt dat wanneer het uit de hand loopt, er onvoldoende is geanticipeerd.

Terughoudend optreden van de overheid

Toch verdienen moedige burgemeesters, die niet op voorhand ter voorkoming van ongeregeldheden alvast het demonstratierecht opofferen, waardering. Landen waar demonstraties met de harde hand uiteen worden gedreven, zijn geen prettige landen om te leven. Daar staat tegenover dat geen enkel grondrecht onbeperkt is, en het gebruik van geweld kan in een rechtsstaat natuurlijk geen basis kan vormen voor het recht om te protesteren.

Het is onmogelijk om alle risico’s van demonstraties volledig te voorspellen. Alleen als het overduidelijk is dat er een groot risico bestaat voor gewelddadigheden, bestaat er een reden tot ingrijpen. Terughoudendheid bij het inzetten van politiemacht dient hierbij de leidraad te zijn. Laten we niet vergeten dat nog maar eind vorig jaar het Nederlandse politieoptreden tijdens de coronarellen in Den Haag in felle bewoordingen werd bekritiseerd door de speciale VN-rapporteur, die zelfs het woord martelingen in de mond nam. Een gewaarschuwd land telt voor twee.

Maarten Pijnenburg

Advocaat Dekens Pijnenburg advocaten

Aanhouding Willem Engel onterecht, maar zijn vervolging niet!

Aanhouding Willem Engel onterecht, maar zijn vervolging niet!

De vrijlating van Willem Engel werd door zijn volgers als een soort bevrijdingsdag gevierd. Het viel te verwachten, dat zijn vrijheidsbeneming zijn positie als “martelaar van het vrije woord“ zou versterken. Zijn recente aanhouding in verband met de gestelde overtreding van de schorsingsvoorwaarden, zal deze positie nog een extra boost geven.

Dat we zijn bijdrage aan het vrije woord vooral niet moeten overschatten, blijkt niet alleen uit zijn eerdere gegoochel met feiten en cijfers over het coronavirus, maar ook meer recent aan zijn indirecte steun aan het fascistische regime van Poetin.

Kortom: we moeten even diep zuchten, om het sentiment tegen Engel niet te veel te laten overheersen in de discussie over zijn vervolging of vrijlating. Sommige mensen zouden er begrip voor hebben als “de sleutel van zijn celdeur zou worden weggegooid”.

Vrijheid van meningsuiting vs. opruiing

Maar ook verdachte Engel verdient een eerlijk proces, en het mag niet zo zijn dat hem zonder legitieme reden via “het paardenmiddel“ dat het strafrecht is, de mond wordt gesnoerd. Wanneer is er nog sprake van vrijheid van meningsuiting, en wanneer is er sprake van het aansporen tot strafbare feiten en meer in het bijzonder: het delict opruiing? De hiermee samenhangende vervolgvraag is of de verdenking tegen Engel het langer vasthouden van hem rechtvaardigt. Is de kans dat Engel opnieuw strafbare feiten zal plegen zo groot dat de meest verstrekkende maatregel die het wetboek kent, dient te worden toegepast? Bijna pesterig merkt het Openbaar Ministerie in dat verband op dat we niet kunnen uitsluiten dat de verdachte opnieuw berichten op sociale media plaatst waardoor de gezondheid of veiligheid van personen in gevaar wordt gebracht. Met andere woorden: zolang hij vastzit, kan hij niets posten, en wordt daarmee ons doel bereikt.

Laten we beginnen met de verdenking van opruiing. Dit wetsartikel heeft mede veroorzaakt door de opgelopen spanningen in de samenleving, met als ultieme versterker de pandemie, een soort wedergeboorte meegemaakt. Alleen al vorig jaar werden er door het Openbaar Ministerie ongeveer tweemaal zoveel zaken (254) aangebracht wegens opruiing, als het jaar daarvoor.

Waar ligt de grens?

In de rechtspraak is het niet duidelijk waar de grens ligt voor het bewijs tot het aanzetten tot strafbare feiten. De rechter zal altijd naar de context kijken van een mogelijk opruiende tekst. Ook de samenhang met andere teksten kan tot een bepaald patroon van opruiing leiden.

Willem Engel heeft bijvoorbeeld opgeroepen om zoveel mogelijk mensen te besmetten met het virus. Als het zou gaan om kwetsbare personen dan zou hierin een aanmoediging tot poging zware mishandeling kunnen worden gezien. Met name zijn eerdere oproep, waarin hij in een livestream op Facebook opriep om agenten te arresteren middels burgerarrest, kan hem strafrechtelijk serieus in de problemen brengen. Gelet op de omvang van zijn aanhang en de explosieve sfeer die er rondom de coronademonstraties hing, kan goed worden betoogd dat hierdoor voor politieagenten een zeer bedreigende situatie ontstond. Feitelijk riep hij op tot het arresteren van politieagenten, die de orde juist dienden te handhaven.

Waar precies door de rechter de grens zal worden gelegd voor opruiing is onduidelijk. Welke tweets kunnen door de beugel, en welke tweets zijn over de (strafrechtelijke) grens? Hoe concreet was de tekst? En op welk moment, en op welke wijze werd deze tekst geopenbaard? Bij Engel zal de rechter ook vooral de onderlinge samenhang van de berichten betrekken. Engel is niet dom, en schuurt waarschijnlijk bewust langs de randen van de wet. Gelet op de vele uitlatingen, de context en de explosieve sfeer tegen welke achtergrond de uitlatingen zijn gedaan, maken deze de vervolging beslist niet kansloos.

Nu de vrijheidsbeneming

De eerdere vrijheidsbeneming van Engel kwam ongerechtvaardigd over. Het leek erop alsof “de kwelgeest“ uit de roulatie moest worden gehaald, om het eigen gelijk te onderstrepen. Alleen al het tijdstip waarop Engel werd aangehouden; dat ongeveer samenviel met het einde van alle corona beperkingen, doet afbreuk aan de legitimiteit van de toepassing van de vrijheidsbeneming. Nu de uitlatingen voornamelijk betrekking hadden op de pandemiebestrijding, geldt dat specifiek voor het delict opruiing, alleen al het opheffen van alle maatregelen, Engel hierdoor zou degraderen tot een soort “roepende in de woestijn“. In feite kan het einde van de pandemie, ook het einde van Willem Engel betekenen.

Het Openbaar Ministerie zou “zuiniger moeten zijn“ met het gevangenzetten van onwelgevallige types zoals Engel. De rechtbank nam in haar eerdere beslissing om Engel te schorsen, een soort “poldermodelbeslissing“: Engel moest stoppen met zijn activiteiten op sociale media en kon onder deze voorwaarden worden vrijgelaten. Volgens het Openbaar Ministerie heeft Engel zich door een optreden in Café Weltschmerz niet aan deze beslissing gehouden, en heeft hem wederom doen aanhouden.

Toch blijft het twijfelachtig, of de reikwijdte van de schorsingsvoorwaarden, deze aanhouding rechtvaardigt. Het niet actief zijn op sociale media, is niet meteen gelijk te stellen met een interview in een internetprogramma. Het lijkt mij niet de bedoeling van de rechtbank om Engel monddood te willen maken door de schorsingsvoorwaarden zo ruimhartig te interpreteren.

De achterliggende gedachte van de beslissing van de rechtbank, is om te voorkomen dat Engel zich wederom aan opruiing, of soortgelijke strafbare feiten schuldig zou maken. Het interview dat hij heeft gegeven is vrij onschuldig van karakter, en rechtvaardigt wat mij betreft niet een nieuwe gevangenneming.

 Maarten Pijnenburg

Advocaat Dekens Pijnenburg advocaten

Strafbaarheid van Doxing. Noodzaak of ongeoorloofde inperking van de vrijheid van meningsuiting?

Strafbaarheid van Doxing. Noodzaak of ongeoorloofde inperking van de vrijheid van meningsuiting?

Wetgeving is in de regel reactief en loopt dus maatschappelijk vaak achter de feiten aan. Zo geldt het ook voor het door de vorige minister van Justitie en Veiligheid Grapperhaus ingediende wetsvoorstel tot het strafbaar stellen van Doxing. Doxing (een neologisme afgeleid van documents) is het online verspreiden van gevoelige persoonsgegevens met het doel te intimideren. Het gaat dan om het delen van iemands adres of werkplek of telefoongegevens.

Het spreekt voor zich, dat zeker in een onstuimig maatschappelijk klimaat als het huidige, dit tot gevaarlijke situaties kan leiden. Complotdenkers, haatzaaiers en andere kwaadwillenden kunnen hierbij min of meer een voorzet geven aan anderen om agenten, andere gezagsdragers of journalisten te intimideren, te bedreigen of op een andere wijze te beschadigen.

Corona-activist Willem Engel deelt adres van Sigrid Kaag op Twitter

Recent werden we geconfronteerd met het voorbeeld van Viruswaarheid-voorman Willem Engel die doodleuk het adres heeft geopenbaard van de nieuwe minister van financiën Sigrid Kaag.

Als verontschuldiging voegde hij eraan toe dat hij niet de bedoeling had om mensen aan te sporen om Kaag te bezoeken. Waarschijnlijk heeft Engel, ooit een promovendus in de biofarmacie, een minder goed functionerend geheugen of radar, nu er woensdagavond nog een man was aangehouden omdat hij al schreeuwend met een brandende fakkel voor het huis van Kaag stond. Het is ongeveer het excuus van iemand die een gloeiende sigarettenpeuk in een tankstation weg schiet, en na de ontploffing verbaasd is dat het mis ging.

Aangifte tegen Willem Engel

De aangifte van Kaag is een logische stap, maar omdat het wetsvoorstel nog niet is aangenomen en daarmee nog niet de status van wet heeft, is er louter door het openbaar maken van de adresgegevens nog geen sprake van het strafbaar feit: doxing.

Velen zullen dit knarsetandend moeten aanvaarden. Gelet op de context en de wijze waarop de informatie is geopenbaard door Engel, is het mogelijk dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan opruiing of bedreiging, maar hiervoor geldt een wat hogere bewijsdrempel. Mogelijk is de overige informatie die hij via Twitter heeft verspreid, dat het huis is gefinancierd door een terroristische organisatie en (in een andere tweet) dat Kaag een couppleger is, voldoende om Engel strafrechtelijk aan te pakken.

Vrijheid van meningsuiting

Dit voorbeeld is een duidelijk voorbeeld van de ontsporing van de vrijheid van meningsuiting. Iedere vrijheid vindt zijn begrenzing in de vrijheid van de ander en de vrijheid van meningsuiting is niet in de grondwet of verdrag gekomen om deze te misbruiken.

Het blijft vaak onderbelicht dat het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens ook een misbruikbepaling (art. 54) kent die ervoor zorgt dat het verdrag niet wordt gebruikt om rechten en vrijheden teniet te doen.

Als het gaat om onderzoeksjournalistiek, waarbij het noodzakelijk is om misstanden aan de kaak te stellen, kan het openbaren van bepaalde gegevens, noodzakelijk zijn om het journalistieke belang te kunnen dienen. Integere journalistiek houdt in dat, slechts daar waar nodig, privacygevoelige informatie naar buiten wordt gebracht. Een goede journalist heeft dan ook als verdachte van doxing niets te vrezen. Helaas wel als slachtoffer.

Hetzelfde geldt voor politieambtenaren en gemeentefunctionarissen die hier regelmatig last van hebben en met smacht wachten op de strafbaarheid hiervan.

Nieuwe wet die doxing strafbaar stelt

De nieuwe minister van Justitie Dilan Yeṣilgöz heeft onlangs beloofd dat de wet voor de zomer in de kamer ligt. Het wordt de hoogste tijd. De maatschappelijke druk is hoog. De motie van D66 vorig jaar waarin het kabinet werd opgeroepen om doxing strafbaar te stellen is aangenomen met een extreme meerderheid van 144 stemmen voor en één stem tegen, die niet geheel toevallig afkomstig was van Forum voor Democratie.

Als strafrechtadvocaat is het zeker niet mijn gewoonte om aan te dringen op hogere straffen, maar wat mij betreft kan er een nieuwe motie worden aangenomen om het strafmaximum dat nu is gesteld op een jaar gevangenisstraf structureel te verhogen.

Iedereen van wie de privégegevens worden gedeeld om te intimideren, verdient bescherming. Dit zou ook voor een partij die democratie in de naam draagt, vanzelfsprekend moeten zijn. Nu dit kennelijk niet zo is, kunnen we niet wachten, om dit maatschappelijke probleem ook strafrechtelijk te kunnen aanpakken. Twitter heeft door de schorsing van het account van Willem Engel zijn verantwoordelijkheid genomen. Nu de wetgever nog.

Maarten Pijnenburg

Advocaat Dekens Pijnenburg advocaten