De rechten van een gedetineerde ouder

Detentie brengt beperkingen van fundamentele rechten met zich mee. Hierbij kan bijvoorbeeld worden gedacht aan de beperking van het recht op vrijheid. Voor de meeste gedetineerde ouders geldt dat er slechts één beperking is die een grotere impact heeft op hun leven dan de beperking van de eigen vrijheid: de beperking van het recht op omgang, contact en informatie met hun kind(eren). In gedetineerdenkrant de Bonjo schreef mr. J.E. (Justin) Kötter een artikel over de rechten van een gedetineerde ouder. Rechten waarvoor u soms zelf in actie moet komen om deze op te eisen. 

In Nederland zijn er rond de 18.000 kinderen die worden gescheiden van een gedetineerde vader. Verder zijn er in Nederland jaarlijks ongeveer 3.000 vrouwen gedetineerd, waarvan ongeveer 70% procent moeder is van tenminste één minderjarig kind. Al deze ouders én kinderen hebben verschillende rechten die gewaarborgd dienen te worden. 

Belangrijke rechten gedetineerde ouder

Een kind heeft recht op omgang en contact met de ouders. Daarnaast heeft een ouder recht om te beschikken over (belangrijke) informatie die ziet op die de persoon van het kind of de verzorging en opvoeding van het kind. 

Dit zijn rechten die zijn vastgelegd in verschillende (internationale) regels, die Nederlandse rechters toepassen. Ik zal deze regels niet allemaal gaan bespreken in dit artikel, maar één van deze belangrijkste verdragen die rechters toepassen, is het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM). 

Uit artikel 8 van dit verdrag volgt dat iedereen recht heeft op respect voor zijn familie- en gezinsleven. Het contact tussen (gedetineerde) ouder en kind valt hier ook onder. Dit artikel mag slechts onder zeer beperkte omstandigheden terzijde worden geschoven. 

Ook als gedetineerde ouder heeft u rechten

Uw rechten als ouder gooit u bij aanvang van uw detentie niet overboord. De detentie zal er weliswaar in veel gevallen voor zorgen dat het ouderschap er anders uit gaat zien, maar dat wil niet zeggen dat u geen ouder kunt zijn. 

Uit de rechtspraak volgt dat, ondanks dat een ouder gedetineerd zit en bijvoorbeeld verdacht wordt van een zeer ernstig strafbaar feit, het van belang is dat het kind en de ouder contact hebben. Het is belangrijk dat het kind een eigen beeld kan houden en vormen van de (gedetineerde) ouder. 

Per geval dient te worden beoordeeld wat in het belang is van het kind. Een inperking van de hiervoor genoemde rechten is pas mogelijk als niet meer in het belang van het kind is dat er omgang plaatsvindt met de gedetineerde ouder. 

Onenigheid met uw ex-partner

Door ex-partners (de andere ouder) en instanties wordt regelmatig aangegeven dat het niet in het belang zou zijn van het kind om omgang en contact te hebben met u als gedetineerde ouder. Dit omdat bijvoorbeeld sprake is van een verdenking of veroordeling van een zwaar strafbaar feit. Of omdat uw ex-partner de situatie aangrijpt om eindelijk dat contact te kunnen verbreken. 

In mijn optiek is dit veel te kort door de bocht. Het gegeven dat één ouder is verwikkeld in een (zware) strafzaak, maakt nog niet dat het niet meer in het belang is van het kind om nog met de ouder om te gaan. Juist in die gevallen is het van belang dat een kind een eigen beeld en mening blijft vormen van een ouder. 

De visie van het kind kan, al dan niet bewust, worden beïnvloed door de andere ouder, familieleden of door instanties. Juist bij zware mediagevoelige stafzaken, kan de (sociale) media de mening van een kind op een onjuiste manier beïnvloeden. Daarbij speelt ook dat de duur van de detentie bij zwaardere strafzaken lang is. Het is in beginsel onwenselijk dat een kind voor een zeer lange periode geheel wordt gescheiden van de ouder.

De PI en contact tussen ouder-kind

Een ander veel gehoord bezwaar tegen omgang en contact tussen de gedetineerde ouder en het kind, is dat PI’s geen plek zijn zijn voor een kind. 

Mijns inziens kan ook dit argument er in veel gevallen niet voor zorgen dat een kind geen contact en/of omgang meer heeft met een gedetineerde ouder. 

De afgelopen jaren heeft de Dienst Justitiële Inrichtingen (DJI) geïnvesteerd in het behoud van de relatie tussen het kind en de gedetineerde ouder. Kinderen kunnen bij hun ouders in de PI langskomen. 

In veel PI’s is er een zogeheten Ouder Kind Detentieprogramma (OKD). In het OKD zijn vrijwilligers en deskundigen de kinderen van de gedetineerde ouders tot steun. Het programma is erop gericht om de band tussen kind en ouder te verstevigen. De OKD-bezoekruimtes zijn kindvriendelijk ingericht. Verder kunnen gedetineerde ouders en kinderen telefonisch contact onderhouden. Naast dat de ouders en kinderen gewone post kunnen sturen, kunnen zij ook gebruikmaken van een digitale postservice. Hierbij kunnen kinderen mailtjes sturen naar de PI die vervolgens bij de gedetineerde vader of moeder worden bezorgd.

Onderneem actie

Al met al dient zeker niet te snel te worden aangenomen dat geen omgang of contact kan plaatsvinden tussen het kind en de gedetineerde ouder. 

Detentie zou ook kunnen worden gezien als een mogelijkheid om iets positiefs teweeg te brengen. Tijdens detentie heeft de ouder de mogelijkheid om hulp aan te grijpen en zich positief te ontwikkelen. Juist dit kan in het belang van het kind worden geacht. 

Indien u van mening bent dat er ten onrechte sprake is van een inperking van uw rechten en die van uw kind, dan is het mogelijk om actie te ondernemen. Zo kan onder meer worden verzocht om omgang met uw kind.

Mijn ervaring is dat deze procedures tijd en veel energie kosten. Dit schrikt sommige gedetineerden af. Maar bedenkt u zich dan dat u niet alleen spreekwoordelijk ‘vecht’ voor uzelf, máár ook voor uw kind(eren). 

Hebt u vragen of hulp nodig? Schroomt u dan niet om contact op te nemen. 

Mogelijk bent u ook geïnteresseerd in een blog over de voorwaardelijke invrijheidstelling, die mogelijk op de schop gaat. Lees daarover een artikel via deze link.

Rechten van gedetineerden in tijden van corona

gevangenis

Sinds de uitbraak van het coronavirus is het openbare leven drastisch gewijzigd. Vrijheden waar iedereen aan gewend was, bestaan niet meer of zijn langdurig on hold gezet. Zo ook voor personen die zich in detentie bevinden. Voor deze personen is echter relatief weinig aandacht. Het is een stem die nauwelijks nog is gehoord, zodat het van belang is om de gevolgen van de corona uitbraak te bezien vanuit het perspectief van de gedetineerde verdachte. Als constructieve invalshoek: wat kunnen we eraan doen om deze positie te verbeteren?

Toen de crisis in maart uitbrak, ontstond er ook bij alle deelnemers aan het rechtssysteem enige mate van paniek. IC-opnamen en coronasterfgevallen gingen in een rechte lijn naar boven. Om te voorkomen dat er een corona uitbraak zou plaatsvinden binnen de muren van PI’s, werd een van de belangrijkste rechten van gedetineerden, het bezoekrecht, opgeschort. 

Alleen bij hoge uitzondering mocht er nog professioneel bezoek bij het huis van bewaring naar binnen. Daarbij moet er vaak worden gemotiveerd waarom het contact niet telefonisch kan worden afgedaan. Los van alle praktische bezwaren, taalproblemen, tolken en de mindere communicatie, waren er vanzelfsprekend ook privacy bezwaren. Het is een algemeen bekend en terugkerend probleem dat er regelmatig gesprekken met advocaten achteraf bleken te zijn afgeluisterd. Dit terwijl het in strijd is met het recht van vrij verkeer tussen raadsman en gedetineerde. Een vertrouwelijk gesprek tussen raadsman en gedetineerde kon niet langer gegarandeerd worden. 

Corona en het bezoekrecht

Inmiddels zijn we twee maanden verder, zodat de vraag zich opdringt of er niet een mouw te passen valt aan het bezoekrecht, en met name het familiebezoek. Dit zodat detentie feitelijk niet erop neerkomt dat een gedetineerde volstrekt geïsoleerd raakt. Voorkomen dient te worden dat een gedetineerde, zonder juridische noodzaak zijn of haar voorarrest min of meer in alle beperkingen doorbrengt. 

Artikel 38 PBW regelt het bezoekrecht.

Uiteraard is bezoek in coronatijd veel gedoe, en zoals ieder menselijk contact mogelijk een bron voor besmetting. Daar staat tegenover dat net zoals in winkels en supermarkten de inmiddels snel ingeburgerde 1,5 meter regel kan worden gehanteerd. Het is zorgwekkend dat er weinig zichtbare initiatieven worden genomen om de huizen van bewaring in dit opzicht te “ontsluiten“. Desnoods kan er worden gedacht aan het gebruik van mondkapjes voor bezoek. Al ver voor de uitbraak van het virus beschikten PI’s over de inmiddels schaarse plexiglasschermen.

Rechtspositie van gedetineerden

De rechtspositie van gedetineerden is sinds de invoering van de coronamaatregelen vrijwel op alle vlakken ernstig verslechterd. Voor zover deze verslechtering parallel loopt met de samenleving “buiten“ is dit in beginsel gerechtvaardigd, maar er zal door het ministerie en door de directies toch moeten worden gezocht naar compensatiemogelijkheden om de leefbaarheid te vergroten. 

Te denken valt aan het op een creatieve manier creëren van sportfaciliteiten en/of online-onderwijs. Alles om deze ook voor gedetineerden ellendige tijd draaglijk door te komen, en meer rekening houden met de gerechtvaardigde belangen van mensen die vastzitten.

Hoopvolle corona-beslissing RSJ

Wij willen deze column hoopvol afsluiten met een recente beslissing van de Raad voor Strafrechttoepassing en Jeugdbescherming (RSJ).

Een klant van ons kantoor werd door de directeur gedwongen om te worden geplaatst in een meerpersoonscel. Voor iedereen die ooit het (on)genoegen heeft gehad om in zo’n soort cel te verblijven, zal beamen dat de aanbevolen 1,5 meter van Rutte hier niet te handhaven is. De cliënt van ons kantoor kon bovendien medisch onderbouwen dat hij tot een bepaalde risicogroep behoorde, waardoor de plaatsing in een meermanscel (MPC) een acuut gevaar voor zijn gezondheid zou opleveren.

Ondanks verzet vanuit de gevangenisdirectie, heeft de voorzitter van de RSJ terecht geoordeeld dat de verplichte plaatsing in de meerpersoonscel onredelijk en onbillijk is en voorlopig van de baan is.

Wij zouden zelfs een stap verder willen gaan. Ook voor gedetineerden zonder aantoonbare klachten geldt dat zij niet aan onnodige risico’s moeten worden blootgesteld. Als we corona met zijn allen moeten bestrijden, dan is het lastig uit te leggen waarom er “binnen“ een andere afstandsgrens zou moeten gelden dan “buiten“. Het virus discrimineert niet en maakt geen onderscheid tussen gedetineerden en niet gedetineerden. Van ons mag toch minimaal het zelfde worden verwacht.

Mogelijk bent u ook geïnteresseerd in deze blog die gaat over het coronavirus en familierechtelijke problemen.

Maarten Pijnenburg (advocaat bij Dekens Pijnenburg Strafrechtadvocaten)

Jordi l’Homme (juridisch medewerker bij Dekens Pijnenburg Strafrechtadvocaten en redactielid van de Bonjo)

Euthanasie op demente patiënt: een moeilijke zaak

euthanasie

In deze blog gaat mr. N.W.A. Dekens in op een recente uitspraak van de Hoge Raad op euthanasiegebied. In deze zaak werd een arts vervolgd die euthanasie had toegepast op een demente patiënt. De vraag was of de rechtbank in deze zaak op begrijpelijke gronden heeft geoordeeld dat de arts zorgvuldig handelde. Dat bleek zo te zijn.

Euthanasieverklaring

Hoe handel je als arts als je een patiënte onder behandeling hebt die in goede gezondheid heeft laten weten pertinent niet in een verpleeghuis te willen eindigen, door vergevorderde dementie? Dan stel je met elkaar een euthanasieverklaring op en doorloop je de procedure die daarvoor bestaat. Er zal voor de arts zeer waarschijnlijk geen probleem zijn bij het toepassen van de euthanasieverklaring als deze patiënt jaren later naar een verpleeghuis moet en de wens dood te willen telkens blijft herhalen.   

Maar wat doe je als arts, als je zo’n patiënt hebt, met een doodswens die is opgesteld in goede gezondheid, daar in de gezonde jaren die volgden in volhardt, maar vervolgens wegglijdt in de ziekte en die doodswens minder duidelijk uitspreekt. Door de Alzheimer. Maar wel blijft zeggen misschien wel dood te willen als ze naar het verpleeghuis moet. En thuis weg moet. Maar eenmaal in het verpleeghuis dat niet meer zegt. Of af en teoe. Wanneer het thuisfront benadrukt hoe vreselijk het is dat hun partner of vader of moeder nu zo is, en op die plek, dat nooit zou hebben gewild, etc. Wat doe je als arts in die situatie? Laat je het gebeuren, of handel je conform de wilsverklaring die jaren eerder weloverwogen is opgesteld? Je staat als arts voor een complexe situatie. 

Euthanasie: wel of niet doen?

Het is veilig om die euthanasie niet uit te voeren. Omdat de stervenswens niet actueel getoetst kan worden. 

Doe je het wel, dan neem je een risico. Je beëindigd actief een leven. Er is geen weg terug. Je handelen wordt sowieso onderzocht en getoetst. Er kan niet alleen een probleem ontstaan met de tuchtrechter, maar ook met de strafrechter. 

Dat zijn procedures waar je niet op zit te wachten. Als arts. Neemt u dat gerust van mij aan. Advocaten die een klacht tegen zich ingediend krijgen bij de Deken en naar de Raad van Discipline moeten, vinden dat doorgaans ook een zeer onprettige ervaring. Die ze graag voorkomen. Dat geldt ook voor artsen. 

De keuze van de arts het leven van de ernstig dementerende patiënt, kan dus een hele nare en lange nasleep hebben, voor de arts. Het is makkelijker om in dit soort complexe situaties niets te doen. En om de patiënt richting verpleeghuis te laten gaan of als ze daar al zijn, daar te laten leven. Op een manier die ze, toen ze nog helder van geest waren, absoluut niet wilden.  

Er zijn ook artsen die hun nek uitsteken en de – oude – euthanasieverklaring uitvoeren. Voor hun patiënten. Die in die situatie terechtkomen die ze juist wilden voorkomen. Die beslissing zal een arts nooit lichtvaardig nemen. Daarvoor gelden allemaal zorgvuldigheidseisen waaraan je moet voldoen voor je handelt. Die eisen zijn opgesteld door de medische beroepsgroep. Zoals advocaten ook allerlei regels dienen na te leven bij het uitoefenen van hun vak, die zijn opgesteld door onze beroepsgroep.

De toetsing van de euthanasie 

In het geval van toepassen van euthanasie toetst de Regionale Toetsingscommissie Euthanasie sowieso of de zorgvuldigheidseisen zijn nageleefd. Dat is wettelijk zo vastgelegd. Indien die Toetsingscommissie oordeelt dat onvoldoende zorgvuldig is gehandeld, volgt een zaak bij het medisch tuchtcollege. Waar het handelen wordt getoetst en waar je je als arts over moet verantwoorden. Als het tuchtcollege oordeelt dat de arts niet goed heeft gehandeld, kan de arts daarvoor worden gestraft door de tuchtrechter. Tot gevangenisstraf  kan dat niet leiden, maar in het ergste geval kan wel worden geoordeeld dat de arts het vak (tijdelijk) niet mag uitoefenen. 

Als het daarnaast ook tot een strafrechtelijke vervolging komt is de inzet in de strafzaak ook of de arts wel of niet zorgvuldig heeft gehandeld bij levenseinde op verzoek (artikel 293 Wetboek van Strafrecht). In de strafzaak gaat het om geen straf of maximaal 12 jaar gevangenisstraf. Ook in deze procedure wordt het handelen van de arts onderzocht. 

Deze procedures, bij de tuchtrechter en bij de strafrechter kunnen naast elkaar lopen. Zo word je als arts in je beroepsuitoefening dubbel door de mangel gehaald, als je in de geest van je ooit gezonde patiënt denkt te hebben gehandeld.  Die procedures kunnen soms wel jaren in beslag nemen. Het hangt al die tijd als een zwaard van Damocles boven je hoofd. 

Uitspraak Hoge Raad d.d. 21 april 2020

De Hoge Raad heeft gisteren (21 april 2020) in een strafzaak uitspraak gedaan over het handelen van een verpleeghuisarts die euthanasie toepaste bij een patiënt met vergevorderde Alzheimer (het arrest treft u hier aan). De doodswens zoals deze in goede gezondheid was vastgelegd in een euthanasieverklaring, kon door de ziekte niet expliciet worden herhaald door de patiënt. Deze arts voerde de euthanasie toch uit en kreeg vervolgens een zaak bij het tuchtcollege en een strafzaak. 

De rechtbank oordeelde dat de arts zorgvuldig had gehandeld, en legde geen straf op. Tegen deze beslissing is vervolgens cassatie in het belang der wet ingesteld. Omdat het complexe zaken zijn. 

Terughoudendheid bij beoordelen medisch handelen

De uitspraak van de Hoge Raad komt er simpel gezegd op neer dat de strafrechter zich terughoudend moet opstellen bij het beoordelen van het medisch handelen van de arts. Die medisch inhoudelijke beoordeling moet worden gelaten aan het medisch tuchtcollege. De rol van de strafrechter moet in dit soort zaken beperkt zijn tot het beantwoorden van de vraag of de arts zorgvuldige afwegingen heeft gemaakt alvorens te handelen. Om dat te kunnen toetsen in de strafzaak zijn door de Hoge Raad uitgangspunten geformuleerd in deze uitspraak. 

Het is wat mij betreft een duidelijke uitspraak. De Hoge Raad zegt eigenlijk dat in dit soort zaken voor de tuchtrechter een grotere rol is weggelegd dan voor de strafrechter. En – althans zo zie ik het – dat het Openbaar Ministerie terughoudend moet zijn in het strafrechtelijk vervolgen van artsen die in deze toch al uiterst moeilijke situaties handelen. Artsen moeten uitsluitend aan strafrechtelijke vervolging worden blootgesteld indien evident duidelijk is dat zij onzorgvuldig hebben gehandeld. Wat (on)zorgvuldig is, is door de Hoge Raad in het arrest uiteengezet.

Mogelijk bent u ook geïnteresseerd in een blog over het tragische overlijden van hovenier Martin. Deze blog is via deze link te lezen.

Strafbeschikking voor overtreden van ‘coronaregels’

groep studenten

Dit paasweekeinde zijn 1800 mensen beboet voor het overtreden van de ‘coronaregels’. Kort gezegd houdt dit in dat men met drie of meer personen bij elkaar kwam en daarbij geen 1,5 meter afstand hield. Een boete die hiervoor wordt opgelegd bedraagt bij 13 t/m 17-jarigen €95,00 en bij volwassenen €390,00. Deze boete is eigenlijk geen ‘échte’ boete, zoals wanneer u een keer door rood rijdt, maar het betreft een strafbeschikking. Een strafbeschikking voor het overtreden van de coronaregels kan grote gevolgen hebben voor uw toekomst, nu deze op uw justitiële documentatie (strafblad) komt te staan. In deze blog vertelt mr. J.E. (Justin) Kötter u wat gedaan kan worden tegen deze strafbeschikking.

De ‘coronaregels’

In bijna elke gemeente wordt met strafrechtelijke sancties gehandhaafd op de regels die er op dit moment zijn ter voorkoming van de verdere verspreiding van het coronavirus (COVID-19).

Kort gezegd mag u zich in de publieke ruimte bevinden met maximaal drie personen. U dient minimaal 1,5 meter afstand te houden. Kinderen jonger dan 12 jaar mogen nog wel gewoon samen buiten spelen. Ouders of verzorgers die toezicht houden, moeten wel 1,5 meter afstand tot elkaar houden. Georganiseerde bijeenkomsten zijn verboden.

Bron: Rijksoverheid

Horecaondernemers, casino’s en ondernemers met een ‘contactberoep’, zoals kappers en nagelstudio’s dienen de zaak gesloten te houden. Als zij dit niet doen, wordt de onderneming gesloten en kunnen er zware financiële sancties volgen. Ondernemers van zaken die wel open mogen blijven (zoals supermarkten), moeten maatregelen nemen zodat bezoekers van hun winkel 1,5 meter afstand van elkaar kunnen houden. Houden zij zich niet aan de noodverordening, dan wordt hun zaak alsnog gesloten.

Gemeenten, politie en het Openbaar Ministerie hebben aangegeven streng te zullen handhaven. Op de website van de politie wordt aangegeven dat er in beginsel nog wel plaats is voor een eerste waarschuwing. Verder wordt op de website van de politie aangegeven dat de boetes (strafbeschikkingen) voor 13 t/m 17-jarigen € 95,00 zullen bedragen. Bij personen van 18 jaar en ouder zal een boete van € 390,00 volgen.

Verschillende (lokale) media melden ondertussen dat sprake is van een ‘bonnenregen’ voor zogenaamde corona-overtreders. Met name in de nachtelijke uren worden er blijkbaar veel strafbeschikkingen uitgeschreven voor het overtreden van de coronaregels. Het gaat hierbij dan veelal om strafbeschikkingen voor samenkomsten en voor samenscholen in combinatie met het niet voldoen aan de minimale afstand.

De strafbeschikking voor het overtreden van coronaregels

Ondertussen heb ik met meerdere personen gesproken die een strafbeschikking voor het overtreden van coronaregels hebben gekregen. Het valt op dat bij de handhavers geen ruimte bestaat voor een waarschuwing.

Er wordt onmiddellijk gehandhaafd – ook als sprake is van een genuanceerde situatie – en er wordt niet afgeweken van de regels. Verder valt mij op dat de opgelegde geldboetes in de strafbeschikkingen hoger zijn dan de bedragen die staan op de website van de politie.

Het kan zeker raadzaam zijn om de strafbeschikking niet te voldoen. Het accepteren van de strafbeschikking kan zeer grote negatieve gevolgen hebben voor uw toekomst. Er bestaat voor u de mogelijkheid om in verzet te gaan. Hierdoor kunt u alsnog uw verhaal doen. In deze blog licht ik dit verder toe.

De officier van justitie heeft, met de strafbeschikking in de hand, de mogelijkheid om minder ernstige strafbare feiten snel af te doen. Zoals hiervoor opgemerkt, doet de officier van justitie (het Openbaar Ministerie) ook bij samenkomsten en samenscholing de zaken af met een strafbeschikking.

De officier van justitie kan in de strafbeschikking een aantal straffen en/of maatregelen opleggen, te denken aan een taakstraf, een geldboete, een ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen, onttrekking van goederen aan het verkeer en een verplichting tot het betalen van een schadevergoeding.

Dit alles kan dus middels een strafbeschikking aan u worden opgelegd zonder dat er een rechter is die beoordeeld of dit juridisch gezien juist is.

Heb ik nu een strafblad?

De strafbeschikking wordt vaak gezien als een boete. Eenmaal betaald denkt men regelmatig dat alles achter de rug is. Dit is niet het geval! De strafbeschikking is geen boete en het voldoen van de strafbeschikking kan grote negatieve en onzekere gevolgen hebben voor uw toekomst.

Na het accepteren en voldoen van de strafbeschikking volgt er een aantekening op uw justitiële documentatie (JD). In het algemeen spraakgebruik wordt de justitiële documentatie ook wel aangeduid strafblad. Met andere woorden: u hebt een aantekening op uw strafblad.

Op dat moment is het goed mogelijk dat u problemen gaat ondervinden bij het aanvragen van een Verklaring Omtrent het Gedrag (VOG). Het is daarom goed om te beseffen dat door het enkel voldoen van het bedrag niet altijd alles ‘achter de rug’ is. U kunt ook na het voldoen van de strafbeschikking nadelige gevolgen ondervinden van de strafbeschikking.

Niet eens met de strafbeschikking voor overtreden coronaregels?

Bent u het niet eens met de strafbeschikking, dan kunt u verzet instellen bij de officier van justitie. Let op: u dient het verzet in te stellen binnen de in de strafbeschikking genoemde termijn én u dient de strafbeschikking niet te betalen.

In de strafbeschikking staat opgenomen hoe u verzet dient in te stellen tegen de strafbeschikking. Het is belangrijk dat u bij het instellen van verzet een kopie van de strafbeschikking verstrekt of een nauwkeurige aanduiding van de strafbeschikking waartegen het verzet zich richt. Vermeld in ieder geval uw naam, het CJIB-nummer en de dagtekening van de strafbeschikking en de instantie die de strafbeschikking heeft uitgevaardigd. Verder dient u een adres op te geven waar mededelingen over de strafzaak naar toe kunnen worden gezonden. Het verzetschrift moet zijn voorzien van een dagtekening en uw handtekening.

Verder is de motivering van uw verzet van belang. In het verzetschrift kunt u uitleggen waarom u het niet eens bent met de strafbeschikking.

Zoals hiervoor uiteengezet kan de strafbeschikking grote (negatieve) gevolgen hebben voor uw toekomst. Het is daarom zeker raadzaam om u te laten bijstaan door een advocaat. Voor advies kunt u contact opnemen met onze advocaten.

Wat gebeurt er na het verzet tegen de strafbeschikking?

Door het verzet tegen de strafbeschikking voor het overtreden van de coronaregels wordt de tenuitvoerlegging van de straf die is opgenomen in de strafbeschikking (tijdelijk) stopgezet, tenzij de officier van justitie van mening is dat het verzet te laat is ingesteld.

Na het instellen van het verzet, kan de officier van justitie verschillende beslissingen nemen.

Allereerst kan de officier van justitie de strafbeschikking intrekken of wijzigen. Indien de officier van justitie de strafbeschikking intrekt, dan is de strafvervolging daarmee beëindigd en hebt u geen aantekening op uw justitiële documentatie.

Indien de officier van justitie de strafbeschikking wijzigt, dan krijgt u een aangepaste strafbeschikking. Als u hiermee akkoord gaat kunt u deze aangepaste beschikking betalen. Bent u het niet eens met deze nieuwe strafbeschikking? Dan betaalt u niet en blijft uw verzet van kracht.

Indien de officier van justitie de strafbeschikking niet wijzigt of intrekt, dan zal de officier van justitie de zaak voorleggen aan de rechter. De rechter zal dan beoordelen of er een veroordeling dient plaats te vinden. De officier van justitie is bij zijn eis op zitting niet gebonden aan de eerder in de strafbeschikking opgelegde straf.

Net als voor het instellen van het verzet tegen de strafbeschikking is het raadzaam om u tijdens de zitting bij de rechter te laten bijstaan door een advocaat. Deze advocaat kan u dan verdedigen tegen het verwijt van de officier van justitie.

Vragen en/of hulp bij verzet en de zitting?

Mocht u vragen hebben of bijstand wensen bij het instellen van verzet en/of de zitting bij de rechter, schroom dan niet om contact met mij op te nemen. 

Mogelijk bent u ook geïnteresseerd in de blog ‘Het coronavirus en familierechtelijke problemen‘, waarin wordt ingegaan op het coronavirus en bijv. het nakomen van een omgangsregeling.

Mr. J.E. Kötter
Mobiel: 06 534 029 54
Email: kotter@dekenspijnenburg.nl

De Wet USB: een moeizame start

Rechter hamer

Op 1 januari 2020 is de Wet herziening tenuitvoerlegging strafrechtelijke beslissingen (Wet USB) in werking getreden. Het doel van deze wet is om veroordeelden sneller de straf te laten uitzitten waarvoor ze zijn veroordeeld. De belangrijkste wijziging (voor gedetineerden) is dat het Openbaar Ministerie niet langer verantwoordelijk is voor de tenuitvoerlegging van straffen. Het Openbaar Ministerie gaat zich meer focussen op opsporing en vervolging, in plaats van verantwoordelijk te zijn voor de uitvoering van straffen. Tot nu toe blijkt in de praktijk de werking van de Wet USB niet bepaald voorspoedig te verlopen. Voor gedetineerden is het van belang om tijdig informatie in te winnen. Voor gedetineerdenkrant de Bonjo schreven Justin Kötter en Jordi l’Homme een artikel hierover.

De verantwoordelijkheid voor de uitvoering van opgelegde straffen en maatregelen is met de komst van deze wet verschoven. Waar eerst het Openbaar Ministerie hiervoor verantwoordelijk was, is dit nu de minister van Justitie en Veiligheid. De wet moet ervoor zorgen dat de ten­uit­voer­legging van al eerder opgelegde straffen snel, goed en volledig plaatsvindt. 

Om deze doelen te bereiken, heeft het Centraal Justitieel Incassobureau (CJIB) de taak gekregen om de uitvoering van straffen te coördineren. Het CJIB riep hiervoor het Administratie- en Informatiecentrum voor de Executieketen (AICE) in het leven. De verschillende partijen in de zogeheten strafrechtketen kunnen nu dus vragen over de tenuitvoerlegging stellen aan het AICE. Dat zijn partijen zoals het CJIB en de DJI.

Kinderziektes

Dit alles lijkt op het eerste gezicht een positieve ontwikkeling. Maar is dat ook daadwerkelijk het geval? Helaas stellen wij vast dat de Wet USB in de eerste maanden te maken heeft (gehad) met de nodige kinderziektes. 

Zelfmeldbeleid

Zo komt uit onze praktijk het signaal dat sinds de inwerkingtreding van de Wet USB op 1 januari het nodige mis gaat in het zelfmeldbeleid van veroordeelden. Als iemand detentiegeschikt wordt geacht door het AICE, zou de DJI een oproep tot zelfmelding moeten verzenden. Het AICE bepaalt dat iemand moet worden aangehouden als iemand niet wordt opgeroepen om zich te melden of als iemand na verzending van een oproep zich niet tijdig meldt.

Zoals hiervoor aangegeven voert het AICE op dit vlak het beleid uit. Het blijkt in de praktijk echter in sommige gevallen niet goed te gaan. Hierdoor worden veroordeelden, die de mogelijkheid zouden moeten krijgen om zichzelf netjes te melden, ineens geconfronteerd met de politie die op de stoep staat om ze op te halen. Dit zonder dat deze veroordeelden in de gelegenheid zijn geweest om zichzelf te melden en thuis het nodige te regelen en af te handelen. 

Een informatieblad over zelfmelden, te lezen via deze link.

Tenuitvoerlegging van voorwaardelijke straffen

Ook ontstond begin dit jaar onduidelijkheid over het uitvoeren van voorwaardelijke straffen. De rechter kan een (gedeelte van de) straf voorwaardelijk opleggen. Dat betekent dat iemand de straf niet hoeft uit te voeren, maar dat wanneer deze persoon opnieuw een strafbaar feit pleegt, deze straf alsnog uitgevoerd dient te worden. De veroordeelde heeft dan de zogeheten algemene voorwaarde die is verbonden aan de voorwaardelijke straf overtreden.

Na het inwerkingtreden van de Wet USB ontstond hierover onduidelijkheid. Het was vóór de inwerkingtreding van de Wet USB voor de veroordeelde wél mogelijk om in hoger beroep te gaan tegen de beslissing van de rechter om de voorwaardelijke straf alsnog uit te voeren in verband met een ‘nieuw’ strafbaar feit. 

In de Wet USB is dit echter anders. Hierin is niet langer de mogelijkheid om in hoger beroep te gaan tegen deze beslissing van de rechter uitdrukkelijk opgenomen.

Rechters en de Wet USB

De Rechtbank Gelderland oordeelde begin dit jaar dat door de komst van de Wet USB de beslissingen die genomen zouden worden over een voorwaardelijk opgelegde straf meteen definitief zouden worden. Ook al wordt hoger beroep ingesteld tegen de ‘nieuwe’ verdenking. Voor deze ‘nieuwe’ verdenking zou iemand in hoger beroep vrijgesproken kunnen worden.

Die beslissing over de voorwaardelijk opgelegde straf blijft dan in stand. Ook al wordt een verdachte later in hoger beroep alsnog vrijgesproken van het ‘nieuwe’ strafbare feit. Dit komt er dan ook feitelijk op neer dat de verdachte de eerdere voorwaardelijke straf dan heeft moeten ondergaan. Dit terwijl hij niet de algemene voorwaarde van zijn voorwaardelijk opgelegde straf heeft overtreden. 

De rechtbank oordeelde dat de hiervoor omschreven situatie in strijd zou kunnen komen met het recht op een eerlijk proces. Daarom kon een uitvoering van de voorwaardelijke straf niet volgen. 

De overweging van de Rechtbank Gelderland (ECLI:NL:RBGEL:2020:146)

Ondanks dat 2020 dus nog maar een paar weken jong was, waren er dus al zeer veel onduidelijkheden ontstaan over de uitleg van de nieuwe wet USB. Mede ook omdat niet duidelijk is hoe de wetgever dit aspect van de wet heeft beoogd. 

Daarom werd deze vraag aan ons hoogste rechtscollege – de Hoge Raad der Nederlanden – voorgelegd. Is door de inwerkingtreding van de Wet USB verandering gekomen in de mogelijk om hoger beroep in te stellen tegen een beslissing die is genomen over een voorwaardelijk opgelegde straf?

De Hoge Raad oordeelde dat hoger beroep mogelijk blijft tegen de beslissing tot tenuitvoerlegging van een voorwaardelijk opgelegde straf wegens een nieuw strafbaar feit. 

De Wet USB: een moeizame start

Wij hebben al enkele cliënten te woord gestaan met vragen over ‘zelfmelden’ en het moeten uitvoeren van voorwaardelijke straffen. Het is ingewikkelde wetgeving, waarbij zelfs diegene die voor de uitvoering hiervan verantwoordelijk zijn steken laten vallen. Al met al moet de conclusie worden getrokken dat de Wet USB op z’n zachts gezegd een moeizame start heeft gehad. Het toont ook aan dat het belangrijk is om kritisch te blijven kijken naar veranderingen die vanuit de politiek worden doorgevoerd. 

Mogelijk bent u ook geïnteresseerd in een artikel over de mogelijke wijziging van de voorwaardelijke invrijheidstelling (VI). Klik hier om dit artikel te lezen.

Justin Kötter (strafrechtadvocaat bij Dekens Pijnenburg Strafrechtadvocaten)

Jordi l’Homme (juridisch medewerker bij Dekens Pijnenburg Strafrechtadvocaten en redactielid van de Bonjo)

Het coronavirus en familierechtelijke problemen

coronavirus

De coronacrisis (COVID-19) raakt ons allemaal. De problemen die ontstaan en de vragen die leven in de samenleving zijn zeer divers. De prioriteit ligt natuurlijk bij ons welzijn en de zorg. Tegelijkertijd zijn er op meer vlakken problemen en vragen. De afgelopen week vernam mr. J.E. (Justin) Kötter dat bij veel cliënten van hem vragen leven over de invloed van coronavirus op hun familierechtelijke situatie. Gezien de nieuwe en ongekende situatie, zijn de antwoorden op de gestelde vragen niet altijd eenvoudig te geven. In deze blog gaat mr. Kötter in op een aantal vragen die hem de afgelopen weken zijn gesteld door cliënten. Hiermee probeert hij een aantal handvatten te geven met betrekking tot het coronavirus en familierechtelijke problemen.

Moet de afgesproken omgangsreling ‘gewoon’ worden nagekomen?

De afgelopen weken hebben mij meerdere vragen bereikt over het coronavirus en familierechtelijke problemen. De meest gestelde vraag is: ‘Moet ik de afgesproken omgangsregeling onder deze omstandigheden ‘gewoon’ nakomen?’

Ouders moeten tijdens de echtscheiding een ouderschapsplan opstellen en ondertekenen. In dit ouderschapsplan stellen ouders onder andere een omgangsregeling vast. Er zijn ook ouders die niet getrouwd zijn geweest en die geen ouderschapsplan hebben opgesteld, maar die wel samen in onderling overleg een omgangsregeling zijn overeengekomen. Het niet nakomen van een de omgangsregeling kan grote consequenties hebben. Zo kan een ex-partner naar de rechter stappen om de nakoming van de omgangsregeling af te dwingen.

Op dit moment lijken door de coronacrisis toch al problemen te ontstaan bij het nakomen van de omgangsregelingen. Een voorbeeld:

‘Ik vernam dat mijn ex zich niet goed voelt. De klachten komen overeen met de klachten die ik in de media hoor over het coronavirus. De kinderen zouden dit weekend bij mijn ex zijn. Moet ik ze wel gewoon naar mijn ex brengen?’

Communicatie tussen ouders ten tijde van de coronacrisis

Net als voor veel andere problemen geldt in dit geval dat de oplossing ligt in goede communicatie tussen de ouders. In deze communicatie dient het belang van het kind voorop te staan. Zonder goede reden kan natuurlijk niet worden afgeweken van de omgangsregeling.

Een mogelijke besmetting met het coronavirus van één van de ouders lijkt bij uitstek een reden om de omgang uit te stellen. Het gaat hierbij dan uitdrukkelijk om uitstel en niet om afstel. Ouders kunnen samen bezien of de omgang tussen ouder en kind op een ander moment kan worden ingehaald.

Het kan zo zijn dat het (onverhoopt) niet mogelijk blijkt te zijn om hier op een juiste wijze contact over te hebben met uw ex-partner. Dan bestaat nog altijd de mogelijkheid om middels tussenkomst van advocaten te zoeken naar een oplossing. Uiteindelijk zal in veel gevallen het antwoord op de vraag over omgang tot stand komen na een zorgvuldige belangenafweging.

Moet de andere ouder bijspringen in verband met het sluiten van scholen / kinderdagverblijven?

In het verlengde van de vorige vraag ligt toch wel de vraag of de andere ouder moet bijschieten bij de huidige situatie die is ontstaan na het sluiten van de scholen.

Op 15 maart 2020 is door het kabinet besloten om de scholen en de kinderdagverblijven van 16 maart 2020 tot (zeker) 6 april 2020 te sluiten. Voor kinderen van ouders in cruciale beroepsgroepen (zoals de zorg, onderwijs, politie, openbaar vervoer en brandweer) is er wel opvang op de eigen school of kinderdagverblijf. Hierdoor kunnen de ouders van deze kinderen blijven werken.  

Het besluit van het kabinet

Dit besluit van het kabinet eist een enorm improvisatievermogen van de scholen én de ouders. Scholen zetten alles op alles om thuisonderwijs te organiseren. Het zijn uiteindelijk toch de ouders die voor het grootste gedeelte invulling moeten geven aan dit thuisonderwijs.

Thuis werken

Deze werkzaamheden in het kader van het thuisonderwijs zorgen bij veel ouders – heel voorzichtig gezegd – voor een enorme hoeveelheid stress. Dit geldt temeer als er bijvoorbeeld ook nog een werkgever is die van ouders verwacht dat opdrachten en werkzaamheden worden verricht.

Het zou dan ook prettig zijn dat ouders die de keuze hebben gemaakt om niet meer samen verder te leven, wel samen dit probleem proberen op te lossen. Zeker in het geval dat er géén sprake is van een co-ouderschap is het goed wel mogelijk dat de lasten toch voor het grootste gedeelte bij één ouder komen te liggen.

Kunt u dan nu van de andere ouder verlangen dat hij/zij zal bijspringen in deze zware en stressvolle periode? 

Tijdens deze coronacrisis vinden veranderingen plaats die men eerder niet had kunnen voorstellen. Het is dan ook te hopen dat ouders in goed overleg kwesties als de onderhavige samen kunnen oplossen.

Mogelijk lukt dit niet. Er dient dan altijd te worden gekeken naar het belang van het kind. Indien het belang van het kind met zich brengt dat de andere ouder in deze tijd een grote(re) rol gaat spelen in de opvoeding, dan kunt u verlangen dat dit gaat gebeuren.

Een veel gehoord argument is dat de andere ouder verplichtingen heeft die voorvloeien uit zijn / haar werk. Dit is echter geen reden om niet flexibel te zijn en niet mee te denken in het vinden van een oplossing.

Al met al is het dan ook zeer goed verdedigbaar dat u van de andere ouder kunt vragen om bij te springen. Dit zonder dat u de gedachte hoeft te hebben dat dit wellicht afbreuk doet aan uw eigen opvoedcapaciteiten.

Gaan zittingen door?

Een andere zeer veel gestelde vraag is of de zittingen bij de rechtbanken / gerechtshoven de komende tijd doorgaan.

De Rechtspraak heeft vanaf dinsdag 17 maart alle rechtbanken, gerechtshoven en bijzondere colleges gesloten. Let op: urgente zaken gaan wel door. Bij urgente zaken gaat het om zaken waar een rechterlijke beslissing niet achterwege kan blijven. Dit omdat het bijvoorbeeld raakt aan de rechten van verdachten of rechtzoekenden.

De site van de Rechtspraak

Voor familiezaken geldt dat Ondertoezichtstellingen (OTS) worden behandeld als ze spoedeisend zijn. Er vinden echter géén fysieke zittingen plaats. Partijen worden telefonisch gehoord. Voor zittingen over verlenging van de OTS geldt dat partijen worden afgebeld en dat er een overbruggingsbeslissing wordt genomen.

Als het gaat om verlenging van een uithuisplaatsing in een open instellingen, dan wordt een korte overbruggingsbeslissing genomen. Zo nodig wordt er telefonisch gehoord. Bij verlenging van uithuisplaatsing in een gesloten instelling geldt dat partijen worden afgebeld en dat er telefonisch wordt gehoord.

Spoedverzoeken in het jeugdrecht worden op de gebruikelijke wijze via de pikettelefoon behandeld. Voor voorlopige voorzieningen en spoed-kortgedingen in het familierecht is afgesproken dat horen telefonisch plaatsvindt en dat anders de zaak wordt aangehouden. Ook in voorlopige voorzieningen over een tijdelijk huisverbod wordt telefonisch gehoord.

Overige zittingen in familiezaken worden verschoven. U doet er op dit moment goed aan om bij de rechtbank / het gerechtshof te verifiëren wat de bedoeling is met / tijdens uw geplande zitting. Een advocaat kan u hierbij helpen.

Familierechtelijke procedure starten in tijden van het coronavirus

Zoals aangegeven in de inleiding, ligt in deze crisis de prioriteit (natuurlijk) bij de gezondheid van de mensen. Toch heeft ieder huisje zo het spreekwoordelijke kruisje.

U hoeft uw eigen problemen niet te bagatelliseren. Het nemen van stappen in het kader van een scheiding of een ander familierechtelijke kwesties gaat veelal gepaard met een lang voortraject. Het is op z’n zachtst gezegd dan ook zeer zwaar dat dit proces plotseling stil komt te liggen. 

Mijns inziens is dit niet nodig. Familierechtelijke procedures vinden vaak bijna helemaal schriftelijk plaats. In veel gevallen vindt eerst (per e-mail) zorgvuldig overleg plaats tussen partijen. Hierna wordt dan bijvoorbeeld een verzoekschrift opgesteld en per (aangetekende) post ingediend bij de rechtbank. De wederpartij krijgt dan de mogelijkheid om schriftelijk te reageren middels een verweerschrift.

Alvorens uw zaak daadwerkelijk voor een rechter komt, bent u dus in veel gevallen al maanden en in sommige gevallen zelfs jaren verder. Het komt mij dan ook raadzaam voor dat u uw procedure wel start. Dit ondanks de huidige situatie die is ontstaan.  

Het kan ook zo zijn dat u niet de persoon bent die de procedure heeft gestart. Er is dan sowieso geen reden of mogelijkheid om te wachten. U krijgt dan (zoals hierboven reeds aangehaald) de mogelijkheid om u schriftelijk te verweren middels een verweerschrift. Dit moet gebeuren binnen de termijn die de wet u geeft.

Al met al is het dan ook zo dat uw familierechtelijke procedure wellicht wel vertraging kan oplopen. Dit is in veel gevallen echter geen reden om te wachten met handelen. 

Vragen?

Naast dat ik verdachten bijsta in strafzaken, sta ik rechtzoekenden bij in familierechtkwesties zoals omgangskwesties, ondertoezichtstellingen, uithuisplaatsingen en echtscheidingsprocedures. 

Mocht u nog meer en/of nadere vragen hebben, schroom dan niet om contact met mij op te nemen. 

Mogelijk heeft u ook interesse in een eerdere blog van mij over contact tussen ouders bij uithuisplaatsing. Die kunt u via deze link lezen.