De liquidatie van Timon Badloe

Vorige maand legde de rechtbank Arnhem forse straffen op voor de gewelddadige dood van Adjai (Timon) Badloe, in Nieuwegein.

Het slachtoffer werd in de vroege ochtend van 27 november 2017 in zijn auto, min of meer voor zijn huis, doodgeschoten. Kort daarna ontving de politie een melding dat een auto in brand stond, op 15 kilometer van de plaats delict. Kort daarop kwam ook de melding binnen dat er was geschoten in een woonwijk daar vlak bij in de buurt. Omdat min of meer vaste modus operandi lijkt te zijn dat auto’s die gebruikt worden om te vluchten na een levensdelict in vlammen opgaan en de vermoedelijke schutter(s) direct daarna overstappen in een tweede vluchtauto, werd de link tussen beide meldingen direct gelegd en kon de tweede vluchtauto worden achtervolgd.  Na een wilde achtervolging door de politie, van Nieuwegein naar Amsterdam Zuidoost werd deze auto klem gereden en werden de inzittenden aangehouden.

Een van die inzittenden, de passagier, is Reza J. Mijn cliënt.

In de tweede vluchtauto worden allerlei kledingstukken aangetroffen waarvan de politie vermoedt dat deze zijn gedragen tijdens de liquidatie. Al die kledingstukken worden onderzocht door het NFI. Er worden onder andere DNA-sporen aangetroffen van Reza. En ook munitiedeeltjes. Onder meer op een trui en op een handschoen. Daarmee is het bewijs nog niet rond dat Reza die kleding droeg ten tijde van het schietincident. En dat hij een van de daders is.

Reza legt intussen geen verklaringen af bij de politie. 

Het OM laat tot slot de kledingstukken en de handschoenen onderzoeken op de aanwezigheid van glas. Er worden minuscule glasdeeltjes op aangetroffen. Het glas van de voorruit van de auto waarin het slachtoffer zat toen hij werd doodgeschoten, wordt vergeleken met die glasdeeltjes en dat matchte deels met elkaar.

Hiermee had het OM de zaak redelijk rond. In de visie van de verdediging echter niet helemaal.

Cliënt besloot ook tijdens de zitting geen verklaring af te leggen. Zijn medeverdachte had een andere procespositie gekozen; hij had verteld dat hij dacht bij een ripdeal betrokken te zijn en was niet op de hoogte van liquidatieplannen. Tevens had hij tegen de politie gezegd dat Reza de auto in brand had gestoken en dat hij hem daar had opgehaald.

Toen ik de medeverdachte als getuige wilde ondervragen, beriep hij zich op zijn verschoningsrecht. In zijn eigen zaak op zitting deed hij er grotendeels het zwijgen toe.

Reza heeft op zitting ook geen verklaring afgelegd. Hij bleef zwijgen. Daar hebben wij samen toe besloten in aanloop naar de zaak.

Er zat een flinke veroordeling aan te komen. Dat was te voorzien. Het huidige maatschappelijke klimaat eist forse vergelding en hoge straffen. We willen geen liquidaties op klaarlichte dag in woonwijken. Terecht.

De ontwikkeling in de rechtspraak laat ook zien dat de straffen die rechters opleggen in liquidaties in het criminele milieu, hoger zijn dan een paar jaar geleden, en dat het in hoger beroep veelal niet beter, maar mogelijk slechter wordt.

Na grondige vergelijking van de straffen over de afgelopen jaren, schatte ik in dat de ondergrens voor uitsluitend de liquidatie anno nu rond de 20 jaar ligt. En in het geval van Reza kwam daar nog het vuurwapenbezit en brandstichting bij. Ik had cliënt voorbereid op een eis tussen de 22 en 24 jaar.

De eis van het OM paste in de lijn van de rechtspraak: 23 jaar.

Ik pleitte voor een vrijspraak omdat het bewijs net niet helemaal rond was, en er nog open eindjes waren. Zoals: waar het gebruikte wapen was gebleven. En ik pleitte natuurlijk wel voor een lagere straf. Op basis van de persoonlijke omstandigheden van Reza, jong, begin 20, nagenoeg geen strafblad, en de onervarenheid die de uitvoering van het delict – hoewel de liquidatie wel voltooid was – kenmerkte. Hiermee doelend op het aantreffen van alle belastende kledingstukken in de auto waarin hij werd aangehouden.

De rechtbank heeft een maand later een zeer uitgebreid vonnis gewezen, waarin is uitgelegd waarom de rechtbank het delict bewezen verklaarde, waarbij Reza als schutter wordt beschouwd.

De medeverdachte kreeg een jaar meer, 21 jaar. Zijn verklaring had hem niet geholpen.

Het is terecht dat er hoge straffen volgen voor dit soort feiten. Het resultaat is onomkeerbaar. En toch vind je het als advocaat fors. En dat heeft alles te maken met de cliënt waarmee je in de loop van de tijd dat de zaak loopt een band opbouwt. Het feit waarvan iemand wordt verdacht staat weliswaar centraal in de strafzaak, maar in het contact dat je als advocaat met je cliënt hebt, staat dat niet elke keer centraal. Je leert elkaar kennen.  Je ziet iemand die weliswaar van iets heel ergs wordt verdacht, maar die ook een persoon is met een eigen verhaal. Een straf van 20 jaar betekent hoe dan ook flink incasseren. In alle jaren dat ik strafzaken behandel blijft het intermenselijke aspect één van de mooiste facetten van het vak.

Reza is niet in hoger beroep gekomen van de uitspraak. Zijn vonnis is onherroepelijk geworden.

De uitspraak is gepubliceerd op www.rechtspraak.nl onder

ECLI:NL:RBGEL:2019:1454.

Zie ook:

https://www.parool.nl/amsterdam/20-en-21-jaar-cel-tegen-amsterdammers-voor-liquidatie~b46d00e6/

https://www.parool.nl/amsterdam/om-eist-23-en-24-jaar-tegen-amsterdammers-voor-liquidatie~a4624150/

Lees ook