Verhoging maximumstraf voor doodslag

Nancy en Jordi

Eind dit jaar zal de minister van J&V een wetsvoorstel indienen om een verhoging van de maximumstraf voor doodslag te bewerkstelligen. Er zou een te groot verschil zijn ontstaan tussen de maximumstraffen die opgelegd kunnen worden voor moord (30 jaar of levenslang) en doodslag (15 jaar). De precieze omvang van de verhoging is nog onduidelijk. Gelet op een door de Tweede Kamer aangenomen motie zou het om een verhoging van 15 naar 25 jaar kunnen gaan. Doordat de regeling van de voorwaardelijke invrijheidstelling (VI) ook rigoureus wordt ingekort, kan dit grote gevolgen hebben. De tijd die uitgezeten moet worden bij een veroordeling voor doodslag zou fors kunnen stijgen. Voor de nieuwe editie van gedetineerdenkrant de Bonjo schreven mr. N.W.A. (Nancy) Dekens en Jordi l’Homme (LL.B/BSc) hier een artikel over.

Moord en doodslag

Het juridische verschil tussen moord en doodslag is de voorbedachte raad die voor een bewezenverklaring van moord wél vereist is en voor doodslag niet. De ondergrens voor doodslag is kort gesteld het bewust aanvaarden van de kans dat iemand door jouw handelen overlijdt. De ondergrens voor moord is het echte moment van bezinning voordat je besluit handelingen te verrichten waardoor iemand overlijdt. Dat noemen we voorbedachte raad, ook wel “kalm beraad en rustig overleg”.

In 2006 is de maximale tijdelijke straf voor moord verhoogd van 20 naar 30 jaar. Het gat tussen de maximumstraf tussen moord (30 jaar) en doodslag (15 jaar) ís daardoor behoorlijk. Het maximum van 15 jaar voor doodslag kan met éénderde worden verhoogd als in combinatie met die doodslag andere strafbare feiten zijn gepleegd door een verdachte.

Er kan onder bepaalde omstandigheden dus al 20 jaar worden opgelegd. En bovendien bestaat de variant ‘gekwalificeerde doodslag’ ook al. Dit is een doodslag die onder (straf)verzwarende omstandigheden is gepleegd. Dit kan bijvoorbeeld het dodelijk neerschieten van een persoon zijn na het overvallen van een juwelier. Hiervoor bestaat de mogelijkheid al om 30 jaar of levenslang op te leggen. 

De dood van Humeyra: verhoging maximumstraf

Je kunt je afvragen welk doel deze gewenste strafverhoging daadwerkelijk dient. Dit komend wetsvoorstel past in het pakket van strafverhogende maatregelen die de regering al jaren aan het doorvoeren is. Als reactie op de (onderhand toch wel wat hysterische) roep vanuit de samenleving om zwaardere straffen. 

Deze forse verhoging van de maximumstraf op doodslag is geen verrassing. Het past bij het signaal dat de politiek wil afgeven in de strijd tegen zware delicten. De aankondiging voor deze verhoging lijkt een rechtstreeks gevolg van de veroordeling van de man die de 15-jarige Humeyra van het leven heeft beroofd. De rechtbank kon moord niet bewijzen, maar vond de maximumstraf voor de bewezenverklaarde doodslag eigenlijk niet toereikend. En gaf daar blijk van in het vonnis (lees die uitspraak hier). 

De Hoge Raad en de voorbedachte raad

De voorname oorzaak van de problemen die ontstaan in zaken zoals die van Humeyra, vloeit voort uit een arrest van de Hoge Raad uit 2012. In dit arrest heeft de Hoge Raad de lat voor voorbedachte raad een stuk hoger gelegd. Hierdoor kan minder snel tot een bewezenverklaring van moord worden gekomen. De rechter moet echt vaststellen of iemand niet in een opwelling heeft gehandeld. 

Wat niet vergeten moet worden is dat er niet zonder reden een groot verschil is tussen het delict doodslag en moord. Uit de wetsgeschiedenis blijkt dat de wetgever het verschil in strafmaxima heeft beoogd, net zoals dit onderscheid beoogd is tussen de delicten ‘dood door schuld’ en ‘doodslag’. Doordat het verschillende misdrijven zijn, lopen de strafmaxima ook uit elkaar. Het gaat om andere gedragingen en andere beslissingen die zijn genomen voorafgaand en tijdens het delict die tot een bepaald gevolg hebben geleid. 

Afbeeldingsresultaat voor hoge raad

 

De Hoge Raad der Nederlanden

Het gevolg: hogere straffen door rechters

De rechter moet in elke individuele zaak maatwerk af kunnen blijven leveren, zeker voor wat betreft de straftoemeting. Uit een recent onderzoek blijkt dat rechters zelden de maximumstraf voor doodslag opleggen. 

Dat zegt helemaal niets over de hoogte van de straf. De afgelopen 20 jaar zijn rechters zwaarder gaan straffen, met name in gewelds- en zedenmisdrijven. Rechters geven daarmee gehoor aan een roep vanuit de samenleving. Het komt ook door de grote rol die slachtoffers hebben gekregen in strafzaken. 

Als de maximumstraf voor (ernstige) delicten steeds hoger wordt, moet een rechter – zeker in die zaken die breed worden uitgemeten in de media – van goeden huize komen om flink lager te straffen dan het maximum. Die ondergrens schuift ook omhoog als de maxima stijgen. Dat zien we nu in liquidaties in het criminele circuit met grote regelmaat gebeuren. In dat soort zaken lijkt de ondergrens onderhand te liggen op 20 jaar, daar waar dat een aantal jaar geleden terug het maximum was.

Het zou toch niet zo moeten zijn dat met een verhoging van de maximumstraf voor doodslag naar 25 jaar de ondergrens de huidige bovengrens wordt, dus 15 jaar. 

Zeker niet met in het achterhoofd dat de VI-regeling (zo goed als) mogelijk spoedig afgeschaft wordt. De VI-periode wordt in de nabije toekomst maximaal twéé jaar, in plaats van nu 1/3 van de opgelegde straf bij een veroordeling van meer dan twee jaar (lees via deze link een eerdere blog over de wijziging van de VI).

Een snelle rekensom leert dat vooral bij zaken waarin hogere straffen worden opgelegd (zoals bij moord en doodslag) de daadwerkelijk uit te zitten gevangenisstraf fors stijgt. 

Verhoging maximumstraf voor doodslag: een bedenkelijke ontwikkeling 

Wat ons betreft is het een bedenkelijk idee om het strafrechtelijke systeem in grote mate te laten regeren vanuit de maatschappelijke wens meer en hoger te straffen. Dat hoger straffen past in een ontwikkeling waarin de rechten van verdachten steeds meer op de achtergrond lijken te belanden. Terwijl het strafproces juist moet gaan om de persoon die wordt vervolgd. Dat was ooit het uitgangspunt van het strafproces. Dat lijkt door de wetgever te worden vergeten.

Een verhoging van de maximumstraf voor doodslag naar 20 jaar ligt volgens ons meer in de lijn met het beoogde verschil tussen doodslag en moord. 

De taak van de strafrechtadvocaat zal er hoe dan ook op gericht zijn voor u als verdachte te strijden voor een voor u aanvaardbare uitkomst van uw zaak. Als een vrijspraak er niet in zit, is dat een passende straf voor de persoon en de daad.

Wanneer de gewijzigde VI-regeling in werking treedt, zullen wij ons inspannen rechters te bewegen lager te straffen dan nu het geval is, ongeacht het wettelijke strafmaximum.

Lees ook over ons specialisme: geweldsdelicten

Vragen?

Heeft u vragen hierover? Neem dan vrijblijvend contact op met ons kantoor!

Nancy Dekens (strafrechtadvocaat bij Dekens Pijnenburg Strafrechtadvocaten)

Jordi l’Homme (juridisch medewerker bij Dekens Pijnenburg Strafrechtadvocaten en redactielid van de Bonjo)

Nancy en Jordi

 

Nancy Dekens en Jordi l’Homme

De tramschutter Gökmen T.: levenslang?

In deze blog gaat mr. N.W.A. (Nancy) Dekens in op de strafzaak tegen de tramschutter Gökmen T. en de vraag of een levenslange gevangenisstraf dan wel een lange tijdelijke gevangenisstraf mét TBS met dwangverpleging voor de hand ligt. Mr. Dekens gaat daarbij in op een recente strafzaak waarin zij een persoon bijstond en die vreesde voor een TBS-behandeling.

Echt gestoord of een ongekend grof acteerwerk?

Afgelopen week ontploften de media over het gedrag van Gökmen T., ook wel bekend als de tramschutter. Tegen de slachtoffers en nabestaanden, tegen de rechtbank, tegen zijn opgelegde advocaat, tegen wie niet. 

De zaak Gökmen T.

Het gedrag zoals omschreven – ik was er zelf niet bij – is onthutsend. En vrij ongekend. Om die reden is het de grote vraag of de tramschutter Gökman kortweg gek is, en ontoerekeningsvatbaar, of dat hij een onbeschoft toneelstuk opvoert in de hoop geen levenslang te krijgen, maar een tijdelijke gevangenisstraf in combinatie met TBS. In dat laatste geval houdt hij het meeste perspectief op vrijheid op enig moment. Want de combinatie levenslang en TBS mag juridisch niet. 

Het OM eiste vorige week levenslang. Hoewel hij geen advocaat wil, heeft hij desondanks een advocaat opgedrongen gekregen door de rechtbank, die later een gevangenisstraf in combinatie met TBS bepleitte. 

De grote vraag is wat de rechtbank besluit te doen. 

Nu is deze zaak volop in de publiciteit. Het strafproces is in min of meer volledig in het openbaar behandeld. De gehele samenleving heeft een mening over het provocerende gedrag van Gökman. 

Een voorbeeld uit mijn praktijk

Het komt vaker voor dat ernstige feiten worden gepleegd waarbij een verdachte bizar gedrag laat zien en niet lijkt te begrijpen (of doet alsof) dat hij wordt vervolgd voor ernstige feiten. 

Afgelopen jaren heb ik een man bijgestaan die bij de politie puntgaaf bekende zijn zus te hebben gewurgd. Vol verdriet. Anderhalf jaar later ontkende deze man alles. Hij ontkende niet alleen dat hij zijn zus zou hebben gewurgd, maar hij ontkende ook dat hij ooit een zus had gehad. De verklaring die hij bij de politie had afgelegd was niet door hem afgelegd, maar door iemand anders die precies op hem leek. In de gevangenis zaten meer mannen met dezelfde naam en geboortedata als hijzelf en zij zagen er allemaal net zo uit als hij. Deze hele zaak ging niet over hem. Het was allemaal één grote vergissing dat hij werd berecht en die andere mannen niet. 

Bij deze zaak waren geen media aanwezig. De dochter van het slachtoffer, het nichtje van cliënt was er wel. Het was voor haar een ontluisterend tafereel. Zij hoorde de man die zij kende als haar lievelingsoom zeggen dat hij haar moeder nooit had gekend en haarzelf ook niet kende. 

Tijdens de inhoudelijke behandeling bleef mijn cliënt herhalen dat het allemaal een grote vergissing was en dat hij niet degene was om wie de zaak ging. Het zou heel raar zijn als hij straf zou krijgen voor iets wat hij niet had gedaan. Er was op de zitting geen normaal gesprek met hem te voeren. 

Het Pieter Baan Centrum

Het stond in schril contrast met de man die anderhalf jaar geleden vol verdriet en wroeging verklaarde wat hij had gedaan en hoe hij had gehandeld. 

De rechtbank gelastte op enig moment in het vooronderzoek een onderzoek in het Pieter Baan Centrum. Daar was cliënt heel erg bang voor. Hij vreesde TBS. De wachtlijst voor opname in het Pieter Baan Centrum was lang. Cliënt gleed intussen steeds verder af in zijn eigen denkwereld. Niemand kon meer tot hem doordringen. Ik ook niet.

Het onderzoek in het Pieter Baan Centrum leidde niet tot een behandeladvies. Cliënt had gedurende zijn observatieperiode niet aan het onderzoek meegewerkt. Dat kwam volgens de onderzoekers door zijn pathologie, het was geen verdedigingstactiek. Het Pieter Baan Centrum stelde vast dat de man die zij onderzochten psychotisch was ten tijde van zijn opname. Maar zij konden niet vaststellen dat hij dat ook al was ten tijde van het delict, of daaraan voorafgaand. Er werd geconcludeerd dat cliënt vermoedelijk door stress psychotisch was geraakt. En dat zijn persoonlijkheid daar vatbaar voor is. Het komt erop neer dat cliënt een stoornis in de geestvermogens had. Over het gevaar voor herhaling heeft men niets kunnen vaststellen. Het Pieter Baan Centrum adviseerde daarom geen TBS. 

De afloop van deze strafzaak

Het Openbaar Ministerie stelde bij requisitoir: het is te gevaarlijk deze man zonder behandeling de straat op te sturen. De eis: 6 jaar gevangenisstraf en TBS.

Ik pleitte om geen TBS op te leggen. Cliënt wilde dat immers pertinent niet. En ontkende inmiddels hardnekkig het delict te hebben gepleegd. Ik kon niet anders dan dat standpunt innemen. Ik was immers zijn advocaat. Omdat ik wel in de gaten had dat de rechtbank hoogst waarschijnlijk toch TBS zou opleggen, pleitte ik daarnaast voor een zo kort mogelijke gevangenisstraf, zodat cliënt zo snel mogelijk een behandeling zou krijgen. 

De rechtbank legde in deze zaak zoals verwacht TBS met dwangverpleging op. In combinatie met 3 jaar gevangenisstraf. De rechtbank concludeerde, dat cliënt psychotisch was ten tijde van het delict, en dat hij dat nog steeds was. Qua uitkomst was deze straf de absolute bodem. Daar was ik van overtuigd. 

Ik had het niet verwacht, maar mijn cliënt aanvaardde het vonnis en hoopte snel te worden geplaatst in een kliniek. Er is geen hoger beroep ingesteld, ook niet door de officier van justitie. 

Enkele maanden later was zijn plaatsing in een TBS kliniek gerealiseerd. 

De straf voor de tramschutter

Op grond van dit alles vroeg ik me af of deze cliënt nou echt zo in de war was of deed alsof om niet te hoeven praten over wat er was gebeurd omdat het voor hem te pijnlijk was. 

Voor wat betreft de tramschutter Gökmen T. staat naar mijn overtuiging één ding vast: hij gaat een zeer lange gevangenisstraf tegemoet. Bij levenslang, en met TBS. Voor de hoogte van de gevangenisstraf die wordt opgelegd zal het weinig uitmaken of zijn gruwelijke daad nou uit een psychische stoornis is ontstaan of niet. Datzelfde geldt voor zijn houding op de zitting. Het komt erop neer dat de impact van zijn daden op onze samenleving zo groot is dat hij de komende decennia geen vrijheid zal kennen. En dat is in zijn geval terecht. 

Lees hier ook een eerdere blog van mijn kantoorgenoot Jordi l’Homme over de veranderingen met betrekking tot de levenslange gevangenisstraf.

Lees ook over ons specialisme levensdelicten en overige geweldsdelicten.

Rijbewijs kwijt door rijden onder invloed

alcohol en rijden

In deze blog gaat mr. N.W.A. (Nancy) Dekens in op de (zeer grote) gevolgen die rijden onder invloed van alcohol kan hebben. Zo kun je bijvoorbeeld rij-ongeschikt verklaard worden, waardoor je lange tijd niet deel mag nemen aan het verkeer. Je raakt je rijbewijs kwijt. Daarnaast wordt ingegaan op de chaos bij het CBR.

Deze blog gaat over mijn cliënte Fleur. Zij is een vrouw van 42, vertegenwoordigster van beroep. Veel voor haar werk onderweg. Ze doet haar werk goed. Haar baas is heel tevreden over haar. 

Onder invloed rijden

De relatie van Fleur verkeert in zwaar weer. Als afleiding gaat ze eten bij een goede vriendin. Die vriendin woont bij Fleur in de buurt. Ze gaat er lopend naartoe. Die avond wordt er wijn gedronken. Niet extreem veel, maar ook niet weinig. En bij de koffie nog wat limoncello. 

Na afloop loopt Fleur naar huis. Op haar looproute staan elektrische deelscootertjes. Het is laat en het is koud. Fleur besluit op zo’n scooter naar huis te rijden. 

Een paar honderd meter verder wordt ze stilgezet door de politie. Ze moet op straat een blaastest doen en ze moet mee naar het bureau. Uit de ademanalyse die op het politiebureau plaatsvindt blijkt dat ze veel te veel heeft gedronken, ze blaast meer dan 900 ug/l. Haar rijbewijs wordt ingevorderd en blijft dat ook. 

Zo komt ze bij mij. Ze heeft haar rijbewijs dringend nodig voor haar werk en heeft om die reden al een klaagschrift ingediend bij de rechtbank. Ze vraagt mij haar te helpen het rijbewijs terug te krijgen. De rechter begrijpt dat ze haar rijbewijs dringend nodig heeft, maar kan niet om de hoeveelheid ug/l heen. Fleur krijgt haar rijbewijs in die klaagprocedure niet terug. 

Gelukkig is de werkgever begripvol over de situatie; Fleur krijgt aangepast werk. Maar Fleur werkt bij een klein bedrijf. Heel lang kan deze situatie niet duren. Fleur moet de weg weer op. 

Zitting bij het OM

Enkele weken later vindt de zitting plaats bij het OM. Deze zitting leidt tot teruggave van het rijbewijs. We konden ons geluk niet op. 

De euforie was van korte duur. Nog voordat ik terug was op kantoor, werd ik gebeld door de officier van justitie met de mededeling dat het rijbewijs niet meer terug gestuurd kon worden naar Fleur, omdat het net die ochtend naar het CBR was gezonden

En toen begon de ellende pas echt. 

Het CBR

Het rijbewijs werd geschorst. Fleur mocht nog steeds niet rijden, omdat zij zich eerst moest onderwerpen aan een onderzoek naar haar rijvaardigheid. Zij moest spreken met een psycholoog. Daar vertelde zij eerlijk dat zij meerdere keren per week een paar glazen wijn dronk. 

Tot haar grote schrik rapporteerde de psycholoog aan het CBR dat zij zich schuldig maakte aan alcoholmisbruik. Ze is het daar pertinent mee oneens. De psycholoog wilde het rapport echter niet aanpassen. 

Het CBR besluit daarop dat zij een jaar lang niet rijgeschikt is. Na dit jaar moet zij zich opnieuw laten onderzoeken. Uit dat onderzoek zou moeten blijken dat er geen sprake meer is van alcoholmisbruik. Pas dan krijgt zij haar rijbewijs terug. Dat gaat nog minimaal anderhalf jaar duren. 

Ik ben werkelijk perplex van deze beslissing. 

Fleur heeft haar rijbewijs al meer dan twintig jaar. En is nog nooit met de politie in aanraking geweest, dus ook niet voor rijden onder invloed. Ze is niet aangehouden terwijl ze in een auto reed. Ze zat op een elektrische scooter. Het was midden in de nacht. Er was niemand op de weg, behalve Fleur en de politie.  

Dat het verhaal van Fleur niet op zichzelf staat, blijkt wel uit dit artikel (Bron: dekrantnieuws.nl)

Buitensporige gevolgen

De keuze om op die scooter te stappen was verkeerd. Dat snapt Fleur ook wel. En daar heeft ze van geleerd. Maar de gevolgen van dit ene incident zijn onevenredig groot. De gedraging van Fleur en het gevolg staan niet met elkaar in verhouding. Om het boud te stellen: ze wordt onevenredig hard door het CBR aangepakt.

De conclusie van de psycholoog is veel te kort door de bocht. En het gevolg dat het CBR daaraan verbindt, zonder ook maar enigszins rekening te houden met alle omstandigheden van deze specifieke situatie, vind ik echt bizar. Immers, hoezo ben je als je meerdere keren per week een paar glazen alcohol drinkt ongeschikt om een motorvoertuig te besturen? Het gaat er toch om dat je met drank op niet achter het stuur stapt? 

Het CBR ligt ondertussen behoorlijk onder een vergrootglas. Uit onderzoek van Nieuwsuur (december 2019) blijkt dat de tuchtrechter opvallend veel artsen op de vingers heeft getikt die rijbewijskeuringen doen. En uit een NRC-podcast van Thomas Rueb (januari 2020) blijkt ook dat uit onderzoek blijkt dat het CBR haar zaken slecht op orde heeft. Het CBR staat inmiddels onder verscherpt toezicht van de minister. 

De NRC-podcast ‘De weg kwijt bij het CBR’

Wantoestanden bij het CBR

Wat mij betreft kunnen gevallen als deze ook aan de lijst van wantoestanden bij het CBR worden toegevoegd. Elke menselijke maat ontbreekt. Daar waar het OM daar wel rekening mee houdt. 

Fleur moet wel in bezwaar tegen deze zeer onterechte beslissing van het CBR. Het alternatief is onacceptabel. Intussen staat haar leven volledig op zijn kop. Ze is haar baan nu echt niet meer zeker. Haar bewegingsvrijheid is al maanden enorm ingeperkt door afhankelijk zijn van het openbaar vervoer en de fiets. 

En ook financieel is het een flinke aderlating. Al met al heeft het kleine stukje rijden op die deelscooter haar al duizenden euro’s gekost. Het einde is nog lang niet in zicht. 

Bent u uw rijbewijs kwijt door rijden onder invloed? Of bent u rij-ongeschikt verklaard? Neem dan contact op met ons kantoor op het nummer 020-5237667 om te informeren naar wat wij voor u kunnen betekenen!

Lees ook over ons specialisme ‘verkeerszaken‘.

Nancy Dekens
Advocaat

Mr. Big-methode

De Hoge Raad wees onlangs twee arresten (in de ‘moord in Kaatsheuvel’-zaak en de ‘Posbankmoord’), waarbij hij oordeelde dat de zogenoemde Mr. Big-methode onder omstandigheden niet toelaatbaar is. Met de Mr. Big-methode wordt gedoeld op een heimelijke operatie van de politie waarbij wordt geprobeerd de verdachte een bekentenis te laten afleggen. In deze blog gaan mr. M.A.M. (Maarten) Pijnenburg en Jordi l’Homme (LLB/BSc) hier nader op in.

Tom en Jerry

Om het op een simpele en onwetenschappelijke wijze te formuleren, heeft de misdaadbestrijding vaak de karaktereigenschappen van een Tom en Jerry-film. Opsporingsdiensten ‘jagen’ met behulp van technische hulpmiddelen op verdachten en soms op criminele organisaties die hen – vaak – te slim af zijn.

Tientallen jaren geleden volstond het nog om verdachten af te luisteren om zo inzicht te krijgen in criminele plannen en inzichten. Het gebruik van gecodeerde telefoons (encrypted) heeft gedurende langere tijd een voorsprong opgeleverd voor wetsovertreders. Door o.m. het kraken van een belangrijke server (Ennetcom) is deze situatie gewijzigd. Hierbij is namelijk zeer veel belastend materiaal boven water gekomen. Hierdoor konden grote doorbraken plaatsvinden in grote strafrechtelijke onderzoeken.

Opsporen zware misdaad

Het opsporen van zware misdaad is vanzelfsprekend sinds jaar en dag een kat en muis strijd tussen opsporingsdiensten en verdachten. Een buitencategorie vormen de moordonderzoeken, waarbij er al tientallen jaren gebruik wordt gemaakt van bijzondere opsporingsmethoden. Hierbij kan gedacht worden aan werken onder dekmantel en infiltratie. Binnen deze categorie zaken is het altijd de vraag hoe ver de politie mag gaan in (undercover)operaties.

In het algemeen geldt dat de politie zich niet schuldig mag maken aan uitlokking en geen ongeoorloofde druk mag uitoefenen. Er zijn namelijk ook zaken bekend waarbij ook na een bekentenis de verkeerde verdachte is veroordeeld (denk in dat verband aan bijvoorbeeld de Arnhemse villamoord of de zaak Ina Post). Dit gebeurt niet alleen in Amerika. 

Recentelijk (uitspraken december 2019) zijn twee zaken aan de Hoge Raad voorgelegd. Hierbij werd gebruikt gemaakt van de zogenaamde Mr. Big-methode: de ‘moord in Kaatsheuvel’-zaak en de ‘Posbankmoord’.

In beide zaken vond de Hoge Raad dat de zaken opnieuw moeten worden beoordeeld omdat in de uitspraken van het Gerechtshof onvoldoende is gemotiveerd of er sprake is geweest van ongeoorloofde druk die is uitgeoefend op de verdachten.

Wat houdt de Mr. Big-methode in?

Bij deze vorm van infiltratie wordt er net als in de bekende Netflix-serie Undercover, vrienden gemaakt met de verdachte om een vertrouwenspositie te verkrijgen. In tegenstelling tot in de serie, wordt een fictieve criminele organisatie opgetuigd. Hierbij wordt de verdachte een lucratief aanbod gedaan om hieraan mee te doen.

De verdachte krijgt klusjes aangeboden en ‘groeit’ hierdoor in de organisatie, totdat de (nep-) baas Mr. Big er achter komt dat de verdachte in verband wordt gebracht met een moord waarmee deze hem confronteert. De moord vormt een risico voor de organisatie en de verdachte krijgt de keuze of ter plekke bekennen zodat Mr. Big iets voor hem kan regelen, of niet en vertrekken.

De Netflix-serie Undercover

De Hoge Raad over de Mr. Big-methode 

De kritiek op deze methode bestond uit drie elementen:

(1) Is deze methode wel onder te brengen onder onze huidige wetsbepaling 126j Sv (stelselmatig inwinnen informatie); is het illegaal?

(2) Is het een betrouwbare methode, bestaat er niet een groot risico van valse bekentenissen, wanneer iemand in een financiële of sociale afhankelijkheidssituatie komt te verkeren van een organisatie?

(3) Is deze methode wel in overeenstemming met de verklaringsvrijheid die iemand in het strafproces heeft? Deze vrijheid is verankerd in artikel 6 EVRM en artikel 29 lid 2 Sv.

De Hoge Raad spreekt zich niet in algemene zin uit over een bekentenis die volgens deze Mr. Big-methode is verkregen, maar geeft daarbij aan dat het afhankelijk is van allerlei omstandigheden om vast te stellen of er inbreuk is gemaakt op de verklaringsvrijheid van de verdachte. Dit zal per individuele zaak door de feitenrechter (in de hiervoor genoemde zaken door het Gerechtshof) moeten worden beoordeeld en toereikend moeten worden gemotiveerd.

Grote winst 

De grote winst van beide uitspraken van de Hoge Raad is dat de Hoge Raad aangeeft dat er naast verslaglegging door middel van verbalisanten, indien mogelijk, ook auditieve of audiovisuele registratie dient plaats te vinden. Anders kan de rechter – vrij vertaald – onvoldoende controleren of de verklaringsvrijheid is geschonden.

Het proces wordt hierdoor voor alle procesdeelnemers beter controleerbaar. Dit lijkt een hele kleine stap, maar voor de rechtspraktijk – en met name voor de advocatuur – geeft het een beter houvast om te kunnen controleren of de opsporingsambtenaren niet over de schreef zijn gegaan.

Het probleem waar wij als verdedigers tot nog toe tegenaan liepen, is dat de processen-verbaal die aan ons en aan de rechtbank of het Gerechtshof ter beschikking worden gesteld, vaak een ‘gelikteversie vormen van de werkelijkheid en soms zelfs een mogelijk vervalste versie. Deze kwamen – anders gezegd – niet altijd overeen met de werkelijkheid.  

Na indringende gesprekken met onze cliënten blijkt dat er soms veel meer druk is uitgeoefend, of meer beloften zijn gedaan, dan het proces-verbaal ons deed vermoeden. De enige manier waarop wij nog enige controle konden uitoefenen was door het oproepen van de verbalisanten of begeleiders (ook wel runners genoemd) van onze cliënt de verdachte.

Als deze verzoeken al, met de nodige pijn en moeite worden toegewezen, dan leidde het vaak meer tot een ‘rituele dans’, dan tot helderheid. Iedereen die zich bezighoudt met dit soort zaken weet waar de valkuilen liggen. Het is erg veel gevraagd van de slager om zijn eigen vlees af te keuren. Bovendien kan men zich in de regel ook beroepen op hogere opsporingsbelangen, die het beantwoorden van vragen doen beletten. In de regel eindigt de verdediging weer op het punt, waar men was gestart: het proces-verbaal dat niet overeenkwam met de lezing van onze cliënt.

Vuist maken

Als rechters naar aanleiding van deze uitspraken ‘een vuist zouden maken’ en harde sancties, zoals bewijsuitsluiting, zouden toepassen indien er géén auditieve of audiovisuele registratie heeft plaatsgevonden, dan zijn we een stap verder op de weg naar een eerlijk proces. Het niet kunnen controleren van de opsporing, is vragen om moeilijkheden. Analoog aan de slogan van een bekend recherchebureau: vertrouwen is goed, maar (in dit geval) opnames zijn beter.

Wordt u verdacht van een misdrijf en wilt u advies inwinnen? Neem dan contact op met ons kantoor op het nummer 020-5237667 om te bekijken wat de mogelijkheden zijn!

Lees ook onze andere blog via deze link, over wettig bewijs.

Maarten Pijnenburg en Jordi l’Homme

Dekens Pijnenburg Strafrechtadvocaten

Auto in beslag genomen?

Ferrari, beslag

Op het moment dat justitie uw goederen in beslag neemt, heeft dit vaak grote impact. Zo is het goed denkbaar dat uw auto in beslag wordt genomen (waardoor u niet meer naar uw werk kunt). Of uw geld (waardoor u in financiële moeilijkheden kunt komen). Of uw telefoons (waardoor u moeilijker te bereiken bent). We worden met enige regelmaat benaderd met de vraag of actie ondernomen kan worden om in beslag genomen spullen terug te krijgen. In deze blog gaat Jordi l’Homme (LL.B/BSc) in op diverse aspecten van klassiek beslag en de mogelijkheden die er zijn om dit opgeheven te krijgen. 

In essentie zijn er twee soorten beslagen die onderscheiden kunnen worden:

1) Artikel 94 Sv. Dit betreft een klassiek beslag, dat gelegd kan worden ten behoeve van: 

  • de waarheidsvinding (justitie denkt dat de auto bijvoorbeeld gebruikt is bij een strafbaar feit. 
  • het aan de dag brengen van wederrechtelijk verkregen voordeel. Justitie vermoedt dat een auto is gebruikt voor het vervoeren van drugs, waardoor winsten zijn behaald, en deze auto gekocht kon worden.
  • voorwerpen die verbeurd kunnen worden verklaard. Iemand komt meermaals met justitie in aanraking wegens het rijden zonder geldig rijbewijs. De bromfiets kan dan bijvoorbeeld verbeurd worden verklaard.
  • Voorwerpen die onttrokken kunnen worden aan het verkeer. Een pistool dat tijdens een doorzoeking is aangetroffen.

2) Artikel 94a Sv. Dit betreft een conservatoir beslag, dat de officier van justitie kan leggen om verhaalsrechten zeker te stellen. Dit hangt samen met een mogelijke geldboete of ontnemingsmaatregel. 

In deze blog gaat het over die eerste vorm van beslag. Namelijk beslag met het oog op de waarheidsvinding of het aantonen van wederrechtelijk verkregen voordeel. 

In beslag genomen?

Als een voorwerp (zoals een auto) in beslag is genomen, is een gang naar de rechter niet altijd noodzakelijk om dit voorwerp terug te krijgen. We weten met regelmaat door contact te zoeken met de officier van justitie teruggave te bewerkstelligen. 

Daarbij is het van belang dat goed gemotiveerd wordt waarom het voortduren van de beslaglegging niet (langer) gerechtvaardigd is. Zo kan het zijn dat Opsporingsambtenaren bijvoorbeeld buiten hun bevoegdheden zijn getreden. Het beslag is daardoor op onrechtmatige (of oneigenlijke) gronden tot stand gekomen. Het komt vaker voor dat uit het onderzoek is gebleken dat de auto of telefoon geen rol heeft gehad bij het misdrijf waarvan u al dan niet wordt verdacht.

De officier van justitie gaat mogelijk niet mee in het door de advocaat aangevoerde standpunt dat het voorwerp teruggeven moet worden. Er kan dan een beklagprocedure worden gestart. 

De stap naar de rechter: een beklagprocedure starten

U kunt een beklagprocedure op grond van artikel 552a Sv starten. Dit is een procedure die vóór de inhoudelijke behandeling van de strafzaak kan worden gevoerd.  

U moet niet te lang wachten met het indienen van een klaagschrift. Justitie gaat namelijk vaak over tot de verkoop van bijvoorbeeld de auto of een ander voorwerp.

Iedere belanghebbende kan een dergelijke procedure starten. Het kan zijn dat u twijfelt over of u als belanghebbende wordt aangemerkt. Neem contact met ons op om hierover uitsluitsel te krijgen.

De toetsing door de rechter

Bij een beklag dat zich richt tegen beslag volgens artikel 94 Sv, toetst de rechter: 

  • Of het belang van strafvordering verlangt dat het beslag wordt voorgezet.[1]
  • Als het antwoord op vraag 1 ontkennend is dan dient teruggave te volgen. Tenzij een ander redelijkerwijs als rechthebbende van dat voorwerp kan worden beschouwd.[2]

Zo kan het belang van strafvordering zich verzetten tegen teruggave. Dit is het geval als één van de vier hiervoor genoemde belangen van toepassing is. Het gaat dan om waarheidsvinding, wederrechtelijk verkregen voordeel, verbeurdverklaring en onttrekking. Het voortduren van het beslag is bijvoorbeeld nodig omdat de auto nog verder onderzocht wordt op aanwezige sporen. Of indien het niet hoogst onwaarschijnlijk is dat de strafrechter later het vuurwapen aan het verkeer zal onttrekken.

Overwegingen van redelijkheid en billijkheid spelen hierbij een rol. Hierdoor is het zaak dat dit goed onderbouwd wordt. De proportionaliteit speelt daar eveneens een belangrijke rol in, zo oordeelde het Europese Hof voor de Rechten van de Mens.[3]

Auto in beslag genomen?

Het Openbaar Ministerie beoogt te bevorderen dat niet onnodig beslag wordt gelegd. Daarbij probeert het Openbaar Ministerie beslag zo spoedig mogelijk op een juridisch correcte wijze af te wikkelen[4]. Tegelijkertijd blijkt de praktijk een stuk weerbarstiger. 

Krijgt u te maken met justitie en worden goederen van u in beslag worden, neemt u dan contact met ons op. Wij adviseren u over de haalbaarheid van het indienen van een klaagschrift. We helpen u bij de stappen die u wilt ondernemen! 

Neemt u vrijblijvend contact op met ons via het telefoonnummer 020 – 523 76 67

Jordi l’Homme
Juridisch medewerker Dekens Pijnenburg Strafrechtadvocaten


[1] Hoge Raad 11 december 2012, LJN BY4870. 

[2] Hoge Raad 28 september 2010, LJN BL2823. 

[3] Dzinic v. Kroatië.

[4] Aanwijzing inbeslagneming, https://www.om.nl/@86195/aanwijzing/.

Bronbescherming van journalisten: de zaak Robert Bas

Bronbescherming van journalisten: de zaak Robert Bas. In deze blog gaat mr. M.A.M. (Maarten) Pijnenburg in op de recente gijzeling van journalist Robert Bas en de bronbescherming van journalisten. Mr. Pijnenburg betoogt dat voor journalisten dezelfde grenzen zouden moeten worden gehanteerd als voor de klassieke geheimhouders zoals advocaten en artsen.

Donderdag 24 oktober kwam er een ontknoping in een al langer lopende kwestie over het verhoor van de NOS-journalist Robert Bas.

De moord op GGZ-directeur Rob Zweekhorst

Al veel eerder dit jaar had de rechter-commissaris besloten dat de journalist als getuige zou worden gehoord in de strafzaak tegen René F. Dit is de man die verdacht wordt van betrokkenheid bij de moord op de GGZ-directeur Rob Zweekhorst.

De naam van de journalist dook op in de afgeluisterde gesprekken van de voormalige politie-informant Mustafa B. Het ging hier dus niet om het afluisteren van de journalist. Deze kwam – zoals dat in politiejargon heet –  als “bijvangst “ voorbij in de afgeluisterde telefoongesprekken.

Ruimer bereik bronbescherming?

De vraag die hierbij aan de orde is: geldt het verschoningsrecht dat inmiddels in de wet is verankerd alleen voor het onthullen van de identiteit van een bron, of is er een ruimer bereik van het beschermen van de journalistieke bron?

Het is algemeen aanvaard dat journalisten in een democratische samenleving vanwege hun bijzondere positie het recht hebben om hun bronnen te beschermen. Als dit niet het geval was, dan zou niemand meer op een vrije manier contact kunnen hebben met een journalist. Contact zonder het risico te lopen zelf in een opsporingsonderzoek te worden betrokken. Journalisten zouden hiermee de verlengde arm van de opsporing kunnen worden. Dit verdraagt zich vanzelfsprekend niet met de vrije nieuwsgaring als onderdeel van de vrijheid van meningsuiting.

Als recentelijk voorbeeld, waarom dit belangrijk is, noem ik het onderzoek van NRC-journalist Marcel Haenen. Hij verrichtte onderzoek naar misstanden bij de top van het Openbaar Ministerie. Als er geen bronbescherming zou bestaan, dan zou dat onderzoek nooit hebben kunnen plaatsvinden. Want het was immers voornamelijk gebaseerd op anonieme bronnen.

In Rotterdam liep het toch even anders. In de eerder genoemde strafzaak was er geen discussie over wie de bron was met wie Robert Bas sprak. Maar hoe zit het met andere informatie die Robert Bas mogelijk van deze bron heeft gekregen? Dit terwijl iedereen weet wie de bron is? Geldt daarvoor ook het verschoningsrecht?

De rechter-commissaris vond van niet en bepaalde dat Bas moest worden gegijzeld; vastgezet als pressiemiddel om te verklaren (lees de beschikking van de rechter-commissaris via deze link). 

Een vrij brute actie van de rechter-commissaris, tegen iemand die zich louter professioneel, met deze strafzaak bezighield. ‘s Ochtends naar de rechtbank, ‘s middags in het busje op weg naar het huis van bewaring. 

EHRM: zaak Becker v. Noorwegen

Aan de verdediging heeft het niet gelegen. Er werd een beroep gedaan op de ruimere uitleg van het verschoningsrecht. Dit zoals het Europees Hof voor de Rechten van de Mens in de zaak Becker in 2017 had bepaald. Gelukkig was er in de stad van geen woorden maar daden, de volgende dag al een raadkamerzitting. Er werd een streep door de eerdere misslag van de rechter-commissaris gehaald en gelukkig is Bas weer vrij man.

In deze zaak was het vrij evident dat het verschoningsrecht door de rechter verkeerd werd uitgelegd. Toch kunnen er zich situaties voordoen dat de rechter anders zou moeten beslissen. Het verschoningsrecht is wettelijk niet in beton gegoten.

In de wettelijke bepaling over het verschoningsrecht (218a Sr) is het volgende opgenomen.  De rechter kan het beroep op het verschoningsrecht afwijzen als bij het onbeantwoord blijven van vragen aan een zwaarder wegend maatschappelijk belang een onevenredig grote schade zou worden toegebracht.

Deze bepaling legt een grote maatschappelijke verantwoordelijkheid bij de rechter. De verantwoordelijkheid om het fundamentele belang van bronbescherming af te wegen tegen het ondervragingsrecht van de verdediging. Of het Openbaar Ministerie.

Het ging hier om een hele lelijke strafzaak. Een vergismoord op een volstrekt onschuldige burger die vanwege het hebben van eenzelfde hondenras als het beoogde criminele slachtoffer is geliquideerd. Vreemd genoeg maakt de beslissing van de rechter-commissaris geen melding van deze belangenafweging. Er wordt alleen maar ingegaan op de vraag hoe beperkt het verschoningsrecht moet worden uitgelegd. 

Bronbescherming van journalisten

Journalisten, en met name misdaadjournalisten bezitten vanzelfsprekend een goudmijn aan informatie. Informatie die van belang kan zijn voor de opsporing van de meest ernstige strafbare feiten. 

Toch zou het doorbreken van het verschoningsrecht een enorme inbreuk zijn op het functioneren van een vrije pers, en is daarmee uit den boze. 

Wanneer zou de doorbreking van het verschoningsrecht dan wel gerechtvaardigd zijn? Om het maar eens in het absurde te trekken. Kan de journalist, aan wie een serieus te nemen bron kenbaar heeft gemaakt een aanslag te willen plegen op het Centraal Station een gerechtvaardigd beroep doen op zijn of haar verschoningsrecht?

Wat mij betreft: nee. De oud-hoogleraar Ties Prakken heeft ooit betoogd dat voor journalisten dezelfde grenzen dienen te worden gehanteerd als voor de klassieke geheimhouders zoals advocaten en artsen. Namelijk de strafbepalingen 135 en 136 van het Wetboek van Strafrecht. Deze strafbepalingen stellen de burger verplicht aangifte te doen wanneer hij kennis heeft van voorgenomen zeer ernstige misdrijven of van gepleegde misdrijven, waarvan de gevolgen nog kunnen worden voorkomen.

Dit lijkt mij een redelijke en aanvaardbare scheidslijn. Hoe gruwelijk en schokkend de moord op Zweekhorst ook mag zijn, voor een gepleegde moord kan, hoe cru dit ook klinkt, de vrije pers niet worden geofferd.

Geheimhoudingsplicht advocaten

De bronbescherming ligt min of meer in het verlengde van de geheimhouding die wij als advocaten hebben in relatie tot onze cliënten. Als wij verplicht zouden zijn om te spreken, dan zouden er wellicht moorden kunnen worden opgelost.

Voor ons is de schending van de geheimhoudingsplicht eenvoudigweg strafbaar, en om dit principe te verstevigen kan wat mij betreft de strafbedreiging van een jaar, nog wel omhoog. Voor een journalist voor wie dit niet geldt, dient men extreem terughoudend te zijn bij het toepassen van dit soort ingrijpende dwangmiddelen.

De raadkamer van de rechtbank heeft de rechter-commissaris inmiddels gecorrigeerd en Robert Bas uit de gijzeling ontslagen. De beschikking van de raadkamer is via deze link te vinden.

Heeft u vragen over bronbescherming of wordt u verdacht van een misdrijf? Neemt u dan contact op met ons kantoor op het nummer 020-5237667

Lees ook over ons specialisme: ‘uitingsdelicten’.

Maarten Pijnenburg (advocaat)

Dit artikel is inmiddels ook (verkort) gepubliceerd in de Volkskrant