Digitale rechtshulp: cyberoorlog in de rechtszaal

Digitale rechtshulp: cyberoorlog in de rechtszaal

De internationale criminaliteitsbestrijding heeft de karaktereigenschappen van een kat en muis spel, waarbij het strijdtoneel zich meer en meer heeft verplaatst naar het dataverkeer op het World Wide Web. Waar in vroegere tijden de communicatie via reguliere prepaid telefoons plaatsvond, is er al jaren geleden in het illegale circuit gebruik gemaakt van extra beveiligde cryptotelefoons, waarvan men lang heeft gedacht dat de communicatie niet kon worden onderschept.

Inmiddels is deze droom of waan van veiligheid op een vrij rücksichtslose wijze verstoord, door het kraken of hacken van verschillende systemen van versleutelingssoftware. Het begon met het kraken van Encrochat waarbij er door de politie miljoenen berichten zijn verzameld en geanalyseerd, die tot op heden de bron vormen voor vele strafzaken. Toen gebruikers van Encrochat overstapten op de software van Sky ECC, bleek dit platform evenmin veilig en werd door de Nederlandse opsporingsdiensten ook deze communicatie onderschept. De Nederlandse opsporingsdiensten hebben voor wetsovertreders inmiddels een gevreesde reputatie en het lijkt erop dat ‘de kat Tom’ van ‘de muis Jerry’ gaat winnen.

(On)mogelijkheid controle bewijsvergaring door verdediging

Toch zijn er ook kanttekeningen te plaatsen bij de overwinningsroes die er leeft onder opsporingsinstanties. Hoe verhoudt deze opsporingsmethode zich met de wettelijke waarborgen waarin de privacy van de burgers wordt beschermd? En in hoeverre heeft de verdachte nog de mogelijkheid om via zijn advocaat te controleren of de digitale bewijsvergaring wel voldoet aan de eisen van de rechtmatige opsporing? Bij normale opsporing waarbij er bijvoorbeeld een mes in beslag wordt genomen of een DNA spoor veilig wordt gesteld, gelden er strikte protocollen die in acht moeten worden genomen, maar als het gaat om cyberdata is dit vaak minder helder en worden advocaten vaak geconfronteerd met een bak met data die technisch vaak enorm ingewikkeld is, en waarbij de selectie en controle geheel in handen is van de procestegenstander: het Openbaar Ministerie. Toegang tot dit materiaal en inzicht in de werkwijze, wordt vaak afgehouden met het mantra: strijdig met het opsporingsbelang. Op de verdediging gerust vaak de vrij onmogelijke bewijslast, om het belang tot toegang tot informatie die men niet heeft aan te tonen.

In de rechtszaal worden de verzoeken van de verdediging om meer informatie over het internationale digitale bewijs te verkrijgen, vaak door het OM afgedaan als fishing expeditions.

Onbegrensd vertrouwen

Om over de wijze van verkrijging van deze data, nog maar te zwijgen. Het gaat in de regel om internationale opsporing, waarbij er gebruik wordt gemaakt van data die zijn vergaard in een ander land. Het Openbaar Ministerie, en de Nederlandse rechter hanteert dan in de regel het zogenaamde interstatelijke vertrouwensbeginsel. Als het gaat om staten die zijn aangesloten bij het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens, dan geldt de veronderstelling dat het Openbaar Ministerie en de Nederlandse rechter erop mag vertrouwen dat de informatie op een rechtmatige wijze is verkregen. Met andere woorden: de verdediging moet er maar op vertrouwen dat alles volgens de regels is gegaan en kan niet zelfstandig onderzoek laten verrichten, of dit ook is gebeurd.

Zolang de verdediging niet kan aantonen dat er in het buitenland ernstige rechtsregels zijn overtreden, dan is er ook geen noodzaak om nader onderzoek te verrichten naar de vraag of de bewijsvergaring volgens de wettelijke regels is gegaan. Dit heeft het karakter van een cirkelredenering, omdat alleen door het onderzoek kan worden aangetoond dat bepaalde verdedigingsrechten zijn geschonden.

In de benadering van de rechtbanken schuilt een principiële onevenwichtigheid. Alles wat binnen onze landsgrenzen wordt verricht, wordt door de rechter gecontroleerd volgens de regels van het Wetboek van Strafvordering, maar alles wat in het buitenland aan opsporing plaatsvindt, daarvoor geldt het min of meer blinde vertrouwen. Kwaad gedacht, kan er in internationale opsporingsonderzoeken voor gekozen worden om digitale informatie te vergaren in landen met minder strenge regelgeving, om deze informatie vervolgens op grond van het vertrouwensbeginsel af te schermen van een onderzoek naar de rechtmatigheid.

Het recht op een eerlijk proces staat onder druk

Digitale opsporing is in beginsel niet gebonden aan landsgrenzen, zodat het principieel moeilijk te verdedigen is dat er andere regels zouden gelden als een computerserver binnen Nederland is geplaatst, of net over de grens van Frankrijk in Roubaix zoals bij Encrochat het geval was. Het wordt allemaal nog schimmiger, als blijkt dat de inmenging van Nederlandse opsporingsambtenaren veel groter blijkt te zijn dan in eerste instantie werd vermeld. Een van de basis beginselen van een eerlijk strafproces is dat de rechter zo goed mogelijk wordt geïnformeerd over hoe het opsporingsonderzoek is verlopen, en niet dat er een soort gekuiste versie, in het proces-verbaal wordt weergegeven. In grote onderzoeken worden vaak grote hoeveelheden data geselecteerd en verzameld, zonder dat helderheid wordt verschaft over de wijze waarop deze informatie is verkregen; buiten het feit dat het afkomstig is van een buitenlandse opsporingsdiensten.

De vraag is in hoeverre deze werkwijze zich nog verhoudt tot een eerlijk proces. Met name dringt deze vraag zich op, als geen onderzoek mag plaatsvinden naar deze datasets. Het Openbaar Ministerie beschikt in de regel over geavanceerde digitale opsporing technieken, mankracht en hulpmiddelen om de datasets te doorzoeken en de verdediging heeft deze mogelijkheid in de regel niet. Daarnaast is het ook van belang in hoeverre er in het buitenland niet bepaalde in Nederland belangrijke rechtsregels zijn overtreden, zoals het verbod om misdaad uit te lokken.

In zaken waarbij er gebruik is gemaakt van telefoons die beveiligde ANON software bevatten, zijn er in verschillende landen actief telefoons op de markt gebracht die software bevatten die kon worden doorgespeeld aan de opsporingsdiensten. Niet valt in te zien waarom de mogelijkheden tot controle van deze werkwijze niet dezelfde waarborgen zou moeten genieten als wanneer het een 100% Nederlandse aangelegenheid zou zijn.

In het algemeen geldt dat controle op opsporing, tot een zuiverder politieoptreden leidt. Het in cyberspace kunstmatig overkomende onderscheid tussen Nederland en het buitenland, past niet meer in deze tijd. De ruime interpretatie van het vertrouwensbeginsel levert een gevaarlijke blanco cheque aan buitenlandse opsporingsinstanties die onder de radar kunnen opereren, zonder dat de Nederlandse rechter en verdediging hier ooit weet van zal krijgen.

Vertrouwen is goed, maar een systeem zonder controle is een naïef systeem, dat niet voldoet aan de eisen van een eerlijk proces.

Maarten Pijnenburg

Advocaat Dekens Pijnenburg advocaten

Boerenprotest vraagt om boerenverstand

Boerenprotest vraagt om boerenverstand

De acties van protesterende boeren krijgen steeds meer het karakter van een partizanenstrijd tegen de overheid, waarbij geweld niet wordt geschuwd. Vanwege het steeds meer gewelddadige karakter van de acties, neemt de overlast toe en het draagvlak af.

Het is hier niet de plaats om het al dan niet gerechtvaardigde karakter van de acties te beoordelen in het ingewikkelde stikstofdebat, maar deze acties maken de vraag actueel, waar de grens ligt van de demonstratievrijheid en waar de noodzaak ontstaat voor de overheid – in dit geval de politie en het Openbaar Ministerie – om in te grijpen in het demonstratierecht en boeren zo nodig te arresteren en te berechten.

Louis van Gaal heeft (vaak) gelijk

De acties van de boeren zijn te plaatsen in een bredere trend van burgers die steeds minder gezag aanvaarden van de overheid, en in een algemene tendens van wantrouwen naar gezagsdragers. Ook dit zal diepere sociologische oorzaken hebben die niet eenvoudig zijn te duiden. Louis van Gaal vertelde onlangs in een talkshow dat de hiermee in verband staande verruwing van het debat in het parlement wat hem betreft samenhangt met het regelmatige gelieg van politici. Nu heeft Louis van Gaal vaak gelijk, en kunnen we zijn beschouwingen hierover op zijn minst serieus nemen.

Daarmee is nog geen oplossing gegeven voor het probleem van escalerende discussies in de samenleving waar demonstraties mee samenhangen. Het recht om te demonstreren is een sterk in de Grondwet en Verdragen verankerd recht, dat samenhangt met de vrijheid van meningsuiting. Op het moment dat de overheid de burger “de mond snoert“ door demonstraties te gemakkelijk te verbieden, wordt er een ondermijnende tegenreactie uitgelokt, die afbreuk doet aan de democratische waarden in een samenleving.

Vrijheid van meningsuiting

Op dit moment heeft iedereen het recht om te demonstreren, maar de demonstratie moet wel worden aangemeld bij de burgemeester. Als de demonstratie na een risico-inschatting een te groot risico oplevert voor de openbare orde, kan deze worden ingeperkt of zelfs worden verboden. Burgemeesters zullen hier niet snel toe overgaan. Alleen als het gaat om een serieuze bedreiging van de openbare orde wordt er ingegrepen. In beginsel moeten demonstranten zich ook aan de geldende wettelijke regels houden, maar soms kan het overtreden van de regel gerechtvaardigd zijn om een hoger belang aan te kaarten of wordt het aanhouden en vervolgen van demonstranten als buitensporig gezien. Zo heeft het gerechtshof Amsterdam in een vanuit het perspectief van de vrijheid van meningsuiting moedige uitspraak het Openbaar Ministerie in 2018 niet ontvankelijk verklaard in een zaak waarbij vreedzame demonstranten werden opgepakt en vervolgd voordat zij überhaupt konden demonstreren. De Hoge Raad heeft deze uitspraak helaas niet in stand gelaten en vond de sanctie van het verlies van het vervolgingsrecht te ver gaan. Of de rechter net zo mild of begripvol zal zijn over de boerenprotesten bij de woning van de minister van stikstof, valt ernstig te betwijfelen. De impact op het privéleven en het gewelddadige karakter zal waarschijnlijk zwaarder wegen dan de vrijheid om te demonstreren.

Recht om te protesteren

Ook mag het recht om te demonstreren niet worden misbruikt om anderen dit recht te ontnemen. In het geval van de bekende zaak van de “blokkeerfriezen”, was dit een van de argumenten waarom een aantal van hen werden veroordeeld. Het blijft altijd een zoektocht naar een balans tussen het gerechtvaardigde belang om uiting te kunnen geven aan het demonstratierecht en de belangen die horen bij de openbare orde en de veiligheid. Burgemeesters zullen “aan de voorkant“ voorzichtig zijn om op voorhand demonstraties te verbieden, maar het risico bestaat dan dat er achteraf het verwijt komt dat wanneer het uit de hand loopt, er onvoldoende is geanticipeerd.

Terughoudend optreden van de overheid

Toch verdienen moedige burgemeesters, die niet op voorhand ter voorkoming van ongeregeldheden alvast het demonstratierecht opofferen, waardering. Landen waar demonstraties met de harde hand uiteen worden gedreven, zijn geen prettige landen om te leven. Daar staat tegenover dat geen enkel grondrecht onbeperkt is, en het gebruik van geweld kan in een rechtsstaat natuurlijk geen basis kan vormen voor het recht om te protesteren.

Het is onmogelijk om alle risico’s van demonstraties volledig te voorspellen. Alleen als het overduidelijk is dat er een groot risico bestaat voor gewelddadigheden, bestaat er een reden tot ingrijpen. Terughoudendheid bij het inzetten van politiemacht dient hierbij de leidraad te zijn. Laten we niet vergeten dat nog maar eind vorig jaar het Nederlandse politieoptreden tijdens de coronarellen in Den Haag in felle bewoordingen werd bekritiseerd door de speciale VN-rapporteur, die zelfs het woord martelingen in de mond nam. Een gewaarschuwd land telt voor twee.

Maarten Pijnenburg

Advocaat Dekens Pijnenburg advocaten

Drugszaak(je) Schiphol tart vertrouwen advocaat in rechtspraak

Drugszaak(je) Schiphol tart vertrouwen advocaat in rechtspraak…

Spoileralert: het loopt goed af!

Via via kreeg ik enkele maanden geleden een nieuwe zaak binnen. Op vrijdagmiddag. De klant in kwestie was buiten heterdaad thuis aangehouden op verdenking van invoer van drugs. Ik werd daarover gebeld door zijn vader. De Marechaussee was het huis aan het doorzoeken en zoonlief was meegenomen naar het cellencomplex in de buurt van Schiphol.

Bellen met politie

Het eerste wat een advocaat dan doet is bellen met de politie, de Marechaussee in dit geval, om te vragen waar het over gaat. Ik kreeg in dit stadium geen enkele informatie. Behalve dan dat het om invoer ging van drugs. Ik moest het maar aan mijn cliënt vragen en ik zou het tijdens het verhoor wel merken. Bij mij was hiermee de indruk gewekt dat het om iets groots ging. Ik dacht aan betrokkenheid bij de invoer van een grote hoeveelheid coke.

Door de vrijdagmiddagspits naar Schiphol

Ik reed door de spits naar Schiphol. In de cel trof ik een jonge knul. Net 19. Voor het strafrecht ben je dan meerderjarig, maar eerlijk gezegd: écht volwassen ben je dan nog niet. Hij had geen idee waar het over ging. En hij had niets gedaan. En hij wilde naar huis. Tja… dat ging die middag niet gebeuren. Het verhoor zou een dag later pas plaatsvinden. Eerder was er geen tijd.

Geheimzinnige verdenking

Omdat er geen enkele info werd gegeven over de aard van de verdenking had ik cliënt geadviseerd om te zwijgen. Een dag later tijdens het verhoor bleek waar het om ging. Een bolletjesslikker was een paar weken eerder opgepakt op Schiphol. Hij had “slechts” 30 bolletjes in zich, van bij elkaar nog geen 300 gram. U merkt, ik ben er niet van onder de indruk. De geheimzinnigheid over de verdenking kan ik tot op de dag van vandaag niet plaatsen.

Nummer van de organisatie

Deze slikker was voordat hij werd opgepakt een paar keer gebeld door een 06 nummer. De Marechaussee vroeg hem of het nummer van iemand van de organisatie was. Hij zei daarop dat organisatie een groot woord was, maar hij was wel gebeld door degene die hem vermoedelijk kwam halen.

Aap uit mouw: App “aandeelhouder halen”

Het is dit 06 dat op naam stond van het bedrijf van de vader van cliënt. De politie had vervolgens op camerabeelden gezien dat een auto die op naam stond van cliënt bij een vertrekhal stond te wachten en na enige tijd vertrok. En in zijn telefoon werd een app aangetroffen met de vraag mee te gaan even een aandeelhouder te halen.
Zie hier de reden om cliënt op te pakken. Toen deze aap uit de mouw was in het verhoor, heeft cliënt – ook op mijn advies – verklaard dat hij nergens van af wist. Dat een vriend hem had gevraagd om iemand op te halen op Schiphol, omdat hij een auto had. En dat hij dat, samen met een andere vriend, waar hij toevallig al mee onderweg was die dag, dat had gedaan. Er was met zijn telefoon door die vriend gebeld omdat diegene zei dat hij geen beltegoed had en niet met zijn eigen telefoon kon bellen. Omdat het te lang duurde, zijn ze vertrokken.

Nadat deze verklaring er lag, ging ik er vanuit dat cliënt in de loop van het weekend naar huis zou mogen. Zaterdagavond bleek dat de officier van justitie niet bereid was om deze jongen vrij te laten. Want: invoer betreft een serieuze verdenking waar een hoge strafdreiging op staat.

Geen vroeghulp in het weekend

Ik vroeg om een zgn. vroeghulprapportage van de reclassering. Omdat het zo een jonge jongen was, zonder strafblad. Ik wilde een schorsingsadvies proberen te regelen voor de voorgeleiding bij de rechter commissaris. Dat verzoek werd uitgezet. Ik heb er nog verschillende keren achteraan gebeld, maar helaas: de reclassering gaat in het weekend niet naar Schiphol, zo bleek mij aan het einde van het weekend na tig keer bellen.

Ik was ondertussen vrij geïrriteerd over deze hele gang van zaken. Maar had de goede hoop dat de rechter commissaris cliënt op zijn minst onder voorwaarden zou vrijlaten. Ook dat bleek ijdele hoop. Cliënt heeft uitgebreid verteld wat er was gebeurd. De rechter commissaris vond het maar een raar verhaal. De verdenking was sterk genoeg. En cliënt moest voor 14 dagen naar de gevangenis. De reclassering kreeg de opdracht om een schorsingsrapport op te stellen.
Nu is de ervaring dat in dit stadium niet binnen 14 dagen een rapport klaar is.

Particulier reclasseringsadvies

Gelukkig kon ik voor deze jongen een zgn. particulier reclasseringsrapport laten opmaken. De familie van cliënt had het geld om dit te laten doen. In dat rapport werd schorsing geadviseerd.

De officier van justitie verzette zich hiertegen tijdens de raadkamer gevangenhouding. Er werd 90 dagen verlenging van het voorarrest gevraagd. Ik had dit standpunt al aan zien komen, en had een flinke pleitnota geschreven, met allerlei rechtspraak erin verwerkt.

Ik had er weinig vertrouwen in, maar de raadkamer liet cliënt gelukkig vrij. Onder voorwaarden.

Getuigen horen

Vervolgens heb ik getuigen gehoord. De bolletjesslikker, en de andere vriend met wie cliënt die dag samen was. En die ook in de auto aanwezig was. De vriend verklaarde dat er inderdaad door de ander was gebeld met de telefoon van mijn cliënt. De slikker werd vervolgens ook als getuige gehoord. Ik verwachtte er weinig van. Maar ik werd verrast. Deze man vertelde dat hij was gebeld door iemand die hij kende van “buiten”. En dat was niet mijn cliënt! Mijn cliënt, noch diens telefoonnummer, kende de slikker. Het zag er nu goed uit.

Vol goede moed gingen we vorige week naar de inhoudelijke behandeling. De zaken voor die van ons liepen enorm uit. En het was heel erg warm… Aan het einde van de middag gingen we eindelijk naar binnen. De politierechter nam gelukkig de tijd voor deze zaak.

Geen dubbeltje op zijn kant

De officier vond het uiteindelijk een dubbeltje op zijn kant en vroeg vrijspraak. Omdat hij de overtuiging miste dat cliënt hierbij betrokken was. Ik vroeg ook vrijspraak. Omdat er onvoldoende bewijs was. De politierechter was het met mij eens. Er was helemaal geen dubbeltje op zijn kant. Dat wat cliënt had gedaan: iemand ophalen en telefoon uitlenen, was iets wat iedereen op verzoek moet kunnen doen. De politierechter zei dat zij in volle overtuiging tot een vrijspraak kwam. De tranen liepen intussen over de wangen van mijn cliënt. Zo opgelucht was hij over de vrijspraak en dat hij eindelijk werd geloofd.

Deze zaak is uiteindelijk goed afgelopen. Maar vergeet niet dat deze knul, die niet werd geloofd, en niet het voordeel van de twijfel kreeg, 17 dagen heeft vast gezeten. Het is in wezen ongelofelijk dat iemand zo gemakkelijk van zijn vrijheid kan worden beroofd. In dat wat we een rechtsstaat noemen. Op verdenking van invoer van nog geen 300 gram coke… het staat in schril contrast met de vele honderden kilo’s die onze grenzen als we de nieuwsberichten moeten geloven ongemerkt passeren.

Indien u wordt verdacht van een strafbaar feit, aarzel niet en neem contact op met een van onze advocaten.

Deze blog is geschreven door mr. Nancy Dekens. Indien u meer blogs wilt lezen die door haar zijn geschreven, checkt u dan haar facebook account: StrafrechtadvocaatNancyDekens; of scroll door alle kantoorblogs heen. Er staan er genoeg van haar tussen!

Aanhouding Willem Engel onterecht, maar zijn vervolging niet!

Aanhouding Willem Engel onterecht, maar zijn vervolging niet!

De vrijlating van Willem Engel werd door zijn volgers als een soort bevrijdingsdag gevierd. Het viel te verwachten, dat zijn vrijheidsbeneming zijn positie als “martelaar van het vrije woord“ zou versterken. Zijn recente aanhouding in verband met de gestelde overtreding van de schorsingsvoorwaarden, zal deze positie nog een extra boost geven.

Dat we zijn bijdrage aan het vrije woord vooral niet moeten overschatten, blijkt niet alleen uit zijn eerdere gegoochel met feiten en cijfers over het coronavirus, maar ook meer recent aan zijn indirecte steun aan het fascistische regime van Poetin.

Kortom: we moeten even diep zuchten, om het sentiment tegen Engel niet te veel te laten overheersen in de discussie over zijn vervolging of vrijlating. Sommige mensen zouden er begrip voor hebben als “de sleutel van zijn celdeur zou worden weggegooid”.

Vrijheid van meningsuiting vs. opruiing

Maar ook verdachte Engel verdient een eerlijk proces, en het mag niet zo zijn dat hem zonder legitieme reden via “het paardenmiddel“ dat het strafrecht is, de mond wordt gesnoerd. Wanneer is er nog sprake van vrijheid van meningsuiting, en wanneer is er sprake van het aansporen tot strafbare feiten en meer in het bijzonder: het delict opruiing? De hiermee samenhangende vervolgvraag is of de verdenking tegen Engel het langer vasthouden van hem rechtvaardigt. Is de kans dat Engel opnieuw strafbare feiten zal plegen zo groot dat de meest verstrekkende maatregel die het wetboek kent, dient te worden toegepast? Bijna pesterig merkt het Openbaar Ministerie in dat verband op dat we niet kunnen uitsluiten dat de verdachte opnieuw berichten op sociale media plaatst waardoor de gezondheid of veiligheid van personen in gevaar wordt gebracht. Met andere woorden: zolang hij vastzit, kan hij niets posten, en wordt daarmee ons doel bereikt.

Laten we beginnen met de verdenking van opruiing. Dit wetsartikel heeft mede veroorzaakt door de opgelopen spanningen in de samenleving, met als ultieme versterker de pandemie, een soort wedergeboorte meegemaakt. Alleen al vorig jaar werden er door het Openbaar Ministerie ongeveer tweemaal zoveel zaken (254) aangebracht wegens opruiing, als het jaar daarvoor.

Waar ligt de grens?

In de rechtspraak is het niet duidelijk waar de grens ligt voor het bewijs tot het aanzetten tot strafbare feiten. De rechter zal altijd naar de context kijken van een mogelijk opruiende tekst. Ook de samenhang met andere teksten kan tot een bepaald patroon van opruiing leiden.

Willem Engel heeft bijvoorbeeld opgeroepen om zoveel mogelijk mensen te besmetten met het virus. Als het zou gaan om kwetsbare personen dan zou hierin een aanmoediging tot poging zware mishandeling kunnen worden gezien. Met name zijn eerdere oproep, waarin hij in een livestream op Facebook opriep om agenten te arresteren middels burgerarrest, kan hem strafrechtelijk serieus in de problemen brengen. Gelet op de omvang van zijn aanhang en de explosieve sfeer die er rondom de coronademonstraties hing, kan goed worden betoogd dat hierdoor voor politieagenten een zeer bedreigende situatie ontstond. Feitelijk riep hij op tot het arresteren van politieagenten, die de orde juist dienden te handhaven.

Waar precies door de rechter de grens zal worden gelegd voor opruiing is onduidelijk. Welke tweets kunnen door de beugel, en welke tweets zijn over de (strafrechtelijke) grens? Hoe concreet was de tekst? En op welk moment, en op welke wijze werd deze tekst geopenbaard? Bij Engel zal de rechter ook vooral de onderlinge samenhang van de berichten betrekken. Engel is niet dom, en schuurt waarschijnlijk bewust langs de randen van de wet. Gelet op de vele uitlatingen, de context en de explosieve sfeer tegen welke achtergrond de uitlatingen zijn gedaan, maken deze de vervolging beslist niet kansloos.

Nu de vrijheidsbeneming

De eerdere vrijheidsbeneming van Engel kwam ongerechtvaardigd over. Het leek erop alsof “de kwelgeest“ uit de roulatie moest worden gehaald, om het eigen gelijk te onderstrepen. Alleen al het tijdstip waarop Engel werd aangehouden; dat ongeveer samenviel met het einde van alle corona beperkingen, doet afbreuk aan de legitimiteit van de toepassing van de vrijheidsbeneming. Nu de uitlatingen voornamelijk betrekking hadden op de pandemiebestrijding, geldt dat specifiek voor het delict opruiing, alleen al het opheffen van alle maatregelen, Engel hierdoor zou degraderen tot een soort “roepende in de woestijn“. In feite kan het einde van de pandemie, ook het einde van Willem Engel betekenen.

Het Openbaar Ministerie zou “zuiniger moeten zijn“ met het gevangenzetten van onwelgevallige types zoals Engel. De rechtbank nam in haar eerdere beslissing om Engel te schorsen, een soort “poldermodelbeslissing“: Engel moest stoppen met zijn activiteiten op sociale media en kon onder deze voorwaarden worden vrijgelaten. Volgens het Openbaar Ministerie heeft Engel zich door een optreden in Café Weltschmerz niet aan deze beslissing gehouden, en heeft hem wederom doen aanhouden.

Toch blijft het twijfelachtig, of de reikwijdte van de schorsingsvoorwaarden, deze aanhouding rechtvaardigt. Het niet actief zijn op sociale media, is niet meteen gelijk te stellen met een interview in een internetprogramma. Het lijkt mij niet de bedoeling van de rechtbank om Engel monddood te willen maken door de schorsingsvoorwaarden zo ruimhartig te interpreteren.

De achterliggende gedachte van de beslissing van de rechtbank, is om te voorkomen dat Engel zich wederom aan opruiing, of soortgelijke strafbare feiten schuldig zou maken. Het interview dat hij heeft gegeven is vrij onschuldig van karakter, en rechtvaardigt wat mij betreft niet een nieuwe gevangenneming.

 Maarten Pijnenburg

Advocaat Dekens Pijnenburg advocaten