Vrijspraak: digitale zelfverdediging door journalist geen strafbare belediging

Mr. M.A.M. (Maarten) Pijnenburg stond onlangs een journalist bij die verdacht werd van belediging. Zijn cliënt werd uiteindelijk vrijgesproken. In deze blog gaat hij in op de uitingsvrijheid (van journalisten) en de rol die het Openbaar Ministerie daarin heeft.

Soms lijkt het alsof de prioriteitstelling bij het Openbaar Ministerie grillig verloopt. Al in de eerste colleges strafrecht ver in de vorige eeuw, werd mij duidelijk gemaakt dat het strafrecht het laatste redmiddel is om de samenleving te ordenen. Slechts als alle wegen zijn bewandeld zou de strafrechter een rol moeten hebben in deze ordening. Er zijn extreem veel mogelijkheden om conflicten te beslechten, maar voordat een burger voor de strafrechter moet verschijnen dient er goed te zijn nagedacht of dit wenselijk is.

Dat geldt in het bijzonder als het gaat om een journalist die vanwege zijn bijzondere rol in het publieke debat nog meer dan een ander het recht heeft van het vrije woord. Als journalisten niet meer mogen schrijven wat zij denken dan kan dit tot een soort “verkramping“ leiden van het publieke debat. In de rechtspraak is het algemeen aanvaard dat ook onwelgevallige of choquerende meningen bescherming verdienen. Al in de 18eeeuw (Voltaire) kwam de gedachte naar voren:

ik ben het niet eens met wat je zegt, maar ik zal het recht om het te zeggen tot aan de dood verdedigen”.

Nu is dat laatste in de Nederlandse context wat grotesk, maar van een instantie belast met de opsporing van misdrijven mag terughoudendheid worden verwacht, voordat een journalist “voor het hekje“ dient te verschijnen. Vergeet u niet dat verantwoording afleggen in een rechtszaal tegenover een rechter, officier van justitie en publiek in de regel geen prettige aangelegenheid is en bij een veroordeling kan leiden tot een strafblad dat op een onvoorzien moment iemand kan benadelen.

Openbaar Ministerie niet op andere gedachten te brengen

In onderhavige zaak stuurde ik gezien de omstandigheden enkele weken voorafgaand aan de zitting een uitgebreid en gemotiveerd sepotverzoek aan het Openbaar Ministerie. Desondanks was het Openbaar Ministerie niet op andere gedachten te brengen om mijn cliënt Peter Breedveld te vervolgen voor het beledigen van een persoon die hem en zijn vrouw jarenlang via e-mail en Twitter heeft “getrold”. Mijn cliënt benoemde op zijn website (na een jarenlange treitercampagne door aangever) dat aangever er uitziet als een ‘achterbakse NSB’ende pederast’. Niet vleiend, maar gelet op de context van de voorgeschiedenis en de overduidelijk “over the top“ provocatieve stijl volgens ons gerechtvaardigd.

De betrokken aangever had zich ook niet onbetuigd gelaten in zijn tweets. Hij verwees naar het overlijden van de moeder van de partner van cliënt, welke laatste hij vanwege haar Marokkaanse afkomst fijntjes als muzelvrouwtje omschreef. Wie kaatst kan de bal verwachten.

Gelukkig werd mijn cliënt op een open en deskundige manier door de rechter ondervraagd en kon hij “zijn verhaal“ doen. Namens cliënt voerde ik onderstaande aan.

Vrijspraak!

De rechter is hier vervolgens in meegegaan en heeft cliënt vrijgesproken. Hij heeft in deze vrijspraak zwaar laten meewegen dat zijn uitlatingen zijn gedaan in het kader van het publieke debat over het lastigvallen van mensen (trollen) op het internet. De rechter heeft de provocaties van aangever en de terughoudendheid die de rechter dient in te nemen bij het beperken van de vrijheid van meningsuiting in ons voordeel uitgelegd .

Veel lof dus voor het vonnis van de rechtbank, dat te lezen is via deze link. Het knagende gevoel blijft echter dat deze zaak wat ons betreft nooit aan rechter had moeten worden voorgelegd.

‘Futilisering van het strafrecht

Een commissie van wijze mannen en vrouwen heeft vrij recent in een rapport over de strafbaarheid van beledigingen van agenten opgeroepen tot terughoudendheid bij de opsporing. Er werd gesproken over de futilisering van het strafrecht, indien iedere scheldpartij op straat tot een rechtszaak zou leiden. Dat rapport is via deze link te lezen.

Het Openbaar Ministerie zou deze wijze raad ter harte moeten nemen en de lijn door moeten trekken tot het internet.

Wanneer is het nu echt noodzakelijk dat het OM ingrijpt? Wat ons betreft ligt de grens bij het ontstaan van gevaar voor goederen en vooral personen. U zou kunnen denken aan het aanzetten tot haat of discriminatie. Pas dan is er een duidelijke maatschappelijke noodzaak om beschermend op te treden. Internationaal is er een tendens om belediging uit het strafrecht te halen. Door op vervolging voor dit soort feiten aan te sturen, komt Nederland terecht in een rijtje landen als Thailand en Turkije, die mildly speaking niet bekendstaan als voorvechters van het vrije woord.

De kerntaak van het Openbaar Ministerie is het leiding geven aan de opsporing van misdrijven, niet het beschermen van mensen met lange tenen. Zeker niet de olifant die zelf op de tenen van een ander gaat staan.

Wordt u, of iemand in uw omgeving, verdacht van belediging, laster of smaad, neem dan contact op met ons kantoor op het nummer 020-5237667 om de mogelijkheden te bekijken.

Maarten Pijnenburg (advocaat bij Dekens Pijnenburg Strafrechtadvocaten)

Kinderpornozaak geseponeerd

telefoon

Een groot deel van de praktijk van mr. Kötter bestaat uit (vermeende) zedenzaken, reden dat hij regelmatig schrijft over dit onderwerp. In deze blog gaat hij om die reden in op een zaak waarin een groot team van de politie in de vroege ochtend de woning van cliënt en diens (jonge) gezin heeft doorzocht en leeggehaald. Hierna is cliënt vastgezet en gehoord door de zedenpolitie, waarna hij op zijn werk werd geschorst. Een half jaar later werd – mede door de inspanningen van mr. Kötter – door de Officier van Justitie de conclusie getrokken dat hij ten onrechte was verdacht van het bezitten van kinderporno. 

Bezoek van de politie

In september 2018 brengt de politie in de (zeer) vroege ochtend met een groot aantal agenten een ‘bezoek’ aan de woning van cliënt en diens gezin.
Bij dit bezoek heeft de politie (met een voet tussen de deuropening) aangegeven dat cliënt wordt verdacht van het bezit van kinderporno. Hierna doorzocht de politie de woning van cliënt en werden alle gegevensdragers in beslag genomen. Cliënt stelde zich onmiddellijk en uitdrukkelijk op het standpunt dat van enig strafbaar handelen géén sprake was.

De vrouw van cliënt verzocht mij om cliënt bij te staan in deze kwestie. Nadat cliënt werd aangehouden is hij een hele dag gehoord door de zedenpolitie.

Het verblijf in een politiecel, is zeker geen verblijf in een hotel, zoals vaker wordt gesteld. Als je als verdachte in een strafzaak wordt gehoord, levert dat – op z’n zachts gezegd – een uiterst onprettige situatie op. Bovendien is een verhoor bij de zedenpolitie al helemaal pijnlijk. Zo is het bijvoorbeeld tijdens deze verhoren gebruikelijk dat een verdachte uitgebreid door de zedenpolitie wordt bevraagd over seksualiteit en het seksleven. Cliënt werkte keurig mee en gaf, hoe moeilijk soms ook, antwoord op de vragen die werden gesteld.

Kinderporno via WhatsApp

Vervolgens heb ik na afloop van het verhoor en na het indienen van een groot aantal verzoeken, uiteindelijk het volledige dossier mogen ontvangen van het Openbaar Ministerie.

Uit de stukken blijkt dat eerder in 2018 door een jonge man melding is gemaakt bij de politie van het feit dat hij via WhatsApp kinderporno had gekregen van een vriend.

Deze vriend zou de kinderporno van een voor hem onbekend persoon hebben gekregen via WhatsApp. Deze onbekende persoon liet via WhatsApp weten dat het versturen van de afbeeldingen een foutje was. De jongens deden vervolgens zelf ‘onderzoek’ naar het nummer van de verzender van de kinderporno. Uit zeer simpel zoekwerk via Google volgde dat het nummer van de onbekende verzender was gekoppeld aan een Facebookaccount van cliënt. De politie heeft dit simpele zoekwerk niet verder uitgebreid en is aan de hand van de informatie van de jongens het huis van cliënt binnengegaan, waarbij niet alleen het huis maar ook het leven van cliënt en zijn gezin op z’n kop werden gezet.

Bij de bestudering van het dossier viel verder op dat de verzonden kinderporno niet door de politie was aangetroffen op de in beslag genomen gegevensdragers van cliënt. Dit is opvallend, nu deze speciale onderzoeksteams van de politie beschikken over tools die het mogelijk maken om bestanden terug te halen of naar boven te krijgen waarvan men veelal zelf niet eens weet dat deze gegevens (nog) bestonden.

Wat gebeurde er?

Maar hier bleef het niet bij.

Zoals eerder aangegeven, ontkende cliënt onmiddellijk. Hij kon dit echter in het begin nog niet onderbouwen, omdat wij simpelweg het dossier niet hadden en dus niet wisten wat de verwijten inhielden. Toen we eenmaal het dossier in ons bezit hadden, werd dit anders. Cliënt zag dat de afbeeldingen waren verzonden met een nummer dat hij al lang niet meer in zijn bezit had. Dit nummer stond nog wel op zijn Facebook, maar het koppelen van zijn nummer aan zijn Facebook was al jaren geleden gedaan bij het aanmaken van zijn account en vervolgens nooit meer gewijzigd.

Ik heb zelf het onderzoek moeten uitvoeren dat door de politie diende te worden uitgevoerd. Zo legde ik bijvoorbeeld contact KPN.

Alle stellingen van cliënt bleken juist te zijn. Cliënt had het abonnement, gekoppeld aan het desbetreffende nummer, al bijna een jaar geleden beëindigd, waarna het nummer weer is ‘vrijgekomen’ en een prepaid nummer is geworden dat vervolgens opnieuw is uitgegeven door de Hema.

Kinderpornozaak geseponeerd

In een zeer uitgebreid en onderbouwd verzoek heb ik de Officier van Justitie verzocht om de zaak te seponeren. Een sepotverzoek houdt in dat cliënt niet (verder) vervolgd wordt. Na een aantal maanden kreeg ik bericht van de Officier van Justitie dat cliënt ten onrechte is aangemerkt als verdachte. De zaak jegens cliënt werd geseponeerd.

De strafzaak is dan nu wel afgelopen en cliënt en zijn vrouw lijken te mogen ontwaken uit een halfjaar durende nachtmerrie, maar de kwestie is niet afgerond. De verdediging zal de geleden schade verhalen op de Staat en de door cliënt ingeschakelde arbeidsrecht advocate zal verder procederen.

Lees meer over ons specialisme zedendelicten.

Vragen dan wel een advocaat nodig?

Zoekt u in dit kader hulp, of zijn er vragen, schroom dan niet om contact met mij op te nemen.

Mr. J.E. Kötter 
Advocaat

Als u meer wilt lezen over het vergrendelen van uw smartphone, klik dan hier om een blog van kantoorgenoot Jordi l’Homme te lezen.

Mild vonnis voor lid We Are Here

In verband met de mislukte kraakactie van het pand aan de Weesperzijde is er een lid van de groep We Are Here veroordeeld tot een voorwaardelijke geldboete.

Wat betekent We Are Here?


We Are Here is een vreedzame protestbeweging die door middel van het kraken van leegstaande panden aandacht vraagt voor de uitzichtloze positie waarin mensen zonder legaal verblijf zich bevinden. Ten onrechte wordt er gesteld dat het hier gaat om een groep uitgeprocedeerde asielzoekers. Dit is niet altijd het geval; de achtergrond is zeer divers, met als gemene deler het niet hebben van een legaal verblijfsrecht. Liever spreekt men over ongedocumenteerden. De charismatische leider van de groep: Khaled Jone heeft onlangs de asielstatus verkregen.

Kantoorpand Weesperzijde


Op 4 juni 2018 had de groep via krakers informatie verkregen dat er een enorm kantoorpand aan de Weesperzijde leeg zou staan, dat geschikt zou zijn om een groot deel van de groep op te vangen, die net waren ontruimd uit een ander pand. De tocht van de groep naar het pand aan de Weesperzijde werd gefilmd door een groep journalisten van media van diverse pluimage. Daar aangekomen bleek de informatie fake te zijn, want in het bewuste pand woonden twee kraakwachten. Toen dit duidelijk was, werd de kraakactie afgeblazen. Na wat duw- en trekwerk volgde de terugtocht. Er was echter nog een lid van de groep in het enorme pand achtergebleven. Onze cliënt huldigde echter het principe van Toy Stories’ Buzz Lightyear: a good soldier never leaves a man behind. Hij ging terug in het pand om zijn “broeder“ te bevrijden. Deze daad van ouderwetse solidariteit met de achtergebleven deelnemer aan de mislukte kraakactie, werd beloond met een aanhouding buiten heterdaad en een dagvaarding voor de politierechter. Veel erger nog was dat cliënt na zijn kortstondig verblijf op het politiebureau vanwege zijn illegaliteit maandenlang gedetineerd bleef totdat de vreemdelingenrechter besloot om hem vanwege het ontbreken van zicht op uitzetting weer in vrijheid te stellen.

Twee zaken werden onze cliënt verweten: huisvredebreuk en vernieling. De huisvredebreuk had te maken met het “terughalen“ van het lid van de actiegroep. Door het plaatsen van een trap waardoor de achtergebleven persoon het pand kon verlaten zou er een ruitje gesneuveld zijn. Kortom: vernieling. Deze laatste beschuldiging wordt door onze cliënt met klem betwist.

Juridische beoordeling


Rechtspreken is zeker niet altijd eenvoudig. Op het eerste gezicht lijkt het een zaak van dertien in een dozijn. Een huisvredebreuk met een vernieling. Door de bijzondere maatschappelijke dimensie van de We Are Here-groep, komen er bijzondere aspecten om de hoek kijken, zoals het recht op onderdak voor mensen die nergens anders terecht kunnen. Ook speelde het vrij willekeurige karakter waarbij cliënt als enige werd gedagvaard een rol bij het beoordelen van het vervolgingsrecht.

De rechter heeft na een uitgebreid pleidooi uiteindelijk alle verweren verworpen, maar toch blijk gegeven begrip te hebben voor de complexe maatschappelijke problematiek die met de situatie van verdachte gepaard gaat en de invloed die dit op zijn leven heeft.

Wij zijn het niet met alles wat de politierechter heeft bepaald eens, maar waarderen de menselijke maat waarmee de zaak door haar is behandeld en het uitblijven van een extra sanctie voor onze cliënt. Het is nauwelijks toevallig dat in de eerder aangehaalde Toy Story-film het volgende Abraham Lincoln-citaat voorkomt: authority should derive from the consent of the governed not from the threat of force.

Voor goede rechtspraak geldt hetzelfde. Het tonen van mildheid en begrip voor een justitiabele die maatschappelijk klem zit, verhoogt het gezag van de rechter meer dan het harde afstraffen.

Wordt u verdacht van een misdrijf en wilt u advies inwinnen? Neemt u dan contact op met ons kantoor op het telefoonnummer 020-5237667.

Maarten Pijnenburg

Via onderstaande link is het gehele vonnis te lezen.
https://uitspraken.rechtspraak.nl/inziendocument?id=ECLI:NL:RBAMS:2019:2968&showbutton=true

Vrijspraak voor rijden onder invloed

rijden

Vrijspraak voor rijden onder invloed. In deze blog gaat mr. J.E. (Justin) Kötter in op een zaak tegen zijn cliënt die werd verdacht van rijden onder invloed. Mr. Kötter stelde zich op het standpunt dat het NFI-onderzoek, waaruit zou volgen dat cliënt had gereden onder invloed, niet kon worden gebruikt voor het bewijs en dat zijn cliënt diende te worden vrijgesproken. De rechtbank volgde dit standpunt en sprak cliënt vrij.

Kort de feiten

Op het eerste gezicht leek de onderhavige zaak zo klaar als een klontje. Het Openbaar Ministerie (hierna OM) stelde dat cliënt rond de feestdagen in 2017 had gereden onder invloed. Nadat cliënt was aangehouden werd zijn bloed onderzocht. Het Nederlands Forensisch Instituut (hierna NFI) had vastgesteld dat de meetbare stof 230 microgram amfetamine per liter bloed bedroeg. Cliënt ontkende het drugsgebruik.

Standpunten verdediging

Voor de zitting bij de rechtbank was, zoals gebruikelijk in dit soort zaken, 15 minuten uitgetrokken. Dit liep echter toch (iets) anders, omdat alleen mijn pleidooi al 15 minuten duurde.

De verdediging heeft zich tijdens de zitting op het standpunt gesteld dat er bij het doen van het bloedonderzoek door het NFI op verschillende momenten sprake is geweest van een overschrijding van de gestelde termijnen.

Allereerst is aangevoerd dat het bloed door de politie niet spoedig genoeg naar het NFI is gestuurd.

Ten tweede is het bloedonderzoek niet binnen de gestelde termijn verricht dan wel gerapporteerd. Het bloedonderzoek dient twee weken na ontvangst van het bloedmonster te worden verricht. Het onderzoek in de onderhavige zaak heeft niet twee weken maar vier maanden geduurd.

Tot slot dient een verdachte binnen één week door de politie geïnformeerd te worden over de uitslag van het bloedonderzoek en ook dit is in de onderhavige zaak niet binnen de termijn van één week gebeurd. De verdediging komt dan ook tot de conclusie dat het NFI-rapport niet kan dienen als bewijs, hetgeen maakt cliënt zou moeten worden vrijgesproken.

Standpunt OM

De officier van justitie reageerde op zitting door te stellen dat de termijnoverschrijding rond het bloedonderzoek is te wijten aan de achterstanden bij het NFI in die periode.

De officier stelde zich op het standpunt dat cliënt niet in zijn belangen was geschaad.

Dit maakte volgens haar dat het tenlastegelegde kon worden bewezen en zij vorderde dat cliënt zou worden veroordeeld tot een werkstraf voor de duur van 38 uren alsmede een ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van 8 maanden.

Vrijspraak voor rijden onder invloed

Normaal doet de rechtbank in dit soort zaken onmiddellijk uitspraak. Gezien de gevoerde verweren achtte de rechtbank het niet mogelijk om onmiddellijk uitspraak te doen. De rechtbank kwam twee weken na de inhoudelijke behandeling van de zaak met het vonnis.

De rechtbank kwam met een zeer uitgebreid vonnis waarin zij uitgebreid ingaat op de relevante wetsbepalingen en de bijbehorende jurisprudentie van de Hoge Raad.

Ten aanzien van de eerste termijn – het spoedig toezenden van het bloed naar het NFI – is de rechtbank van oordeel dat bezorging van het bloed na acht dagen niet heeft te gelden als ‘zo spoedig mogelijk’. Het feit dat Oud en Nieuw in deze periode viel, maakt dat niet anders.

De rechtbank overweegt hierbij dat het bloedmonster de dag na Kerst, zijnde een woensdag, is afgenomen en dat – naast het weekend en Oud en Nieuw – nog vier werkdagen waren.

Gelet op het voorgaande is sprake van een overschrijding van de in artikel 13 van het ‘Besluit alcohol, drugs en geneesmiddelen in het verkeer’ gestelde termijn.

Op grond van het eerste verweer werd cliënt door de rechtbank vrijgesproken, waardoor het tweede en derde verweer niet meer werden besproken.

Het komt vaker voor

In deze zaak, die beperkt van omvang is, is er sprake van drie termijnoverschrijdingen aan de zijde van de politie en het NFI onder leiding van het OM (dat het bij het NFI niet altijd even goed gaat, blijkt wel uit dit artikel). Men zou wellicht kunnen denken dat deze zaak een uitzonderingsgeval is, maar niets is minder waar. Op dit moment heeft ons kantoor nog drie vergelijkbare zaken op de spreekwoordelijke plank liggen.

De officier van justitie was, zoals gezegd, van mening dat de verschillende termijnoverschrijdingen niet ernstig waren, maar wij denken hier toch echt anders over.

De Hoge Raad

Ons hoogste rechtscollege – de Hoge Raad – kwam in de jaren 80 al tot een oordeel hierover. Van een onderzoek als bedoeld in de Wegenverkeerswet kan slechts sprake zijn indien de waarborgen zijn nageleefd waarmee de wetgever dit onderzoek heeft omringd.

Onder deze waarborgen vallen ook de verschillende hiervoor genoemde termijnen. In 2011 oordeelde de Hoge Raad nogmaals dat het zonder uitstel toezenden van het afgenomen bloedmonster aan een laboratorium behoort tot het stelsel van strikte waarborgen.

Dit wordt in 2012 nog maar een keer bevestigd door de Hoge Raad. Indien een strikte waarborg wordt geschonden mag het onderzoek niet voor het bewijs worden gebruikt. In veel gevallen zal dit betekenen dat er een vrijspraak dient te volgen.

Hiervoor merkte ik al op dat een zaak als deze veelal ‘rond’ lijkt te zijn, maar uit deze zaak volgt nog maar weer eens dat het de moeite waard is om ook in dit soort zaken die beperkt van omvang zijn goed te bekijken wat er heeft gespeeld en of alle waarborgen zijn nageleefd.

Bent u aangehouden voor rijden onder invloed? Schroom niet om contact op te nemen met ons kantoor.

Wilt u meer lezen over de misstanden bij het NFI? Lees dan deze blog van kantoorgenoot Jordi l’Homme.

Vrijspraak bezit kinderporno

Onlangs werd een cliënt van mr. J.E. (Justin) Kötter door de rechtbank vrijgesproken van het bezitten van een grote hoeveelheid kinderpornografie. Deze cliënt werd in eerste instantie aangehouden in verband met verschillende zedenfeiten. Het onderzoeksteam van de politie onderzocht na de aanhouding van cliënt verschillende gegevensdragers, zoals telefoons en laptops. Volgens het onderzoeksteam zou cliënt ongeveer 1500 bestanden kinderporno in het bezit hebben gehad.

Op het eerste gezicht leek de zaak zo klaar als een klontje, maar na nauwkeurige bestudering van het dossier was mij een andere mening toegedaan.

Uit het dossier viel op te maken dat bij het onderzoeksteam het vermoeden bestond dat een deel van de kinderporno door de door het onderzoeksteam gebruikte software onterecht als accessible was aangemerkt. Dit houdt – kort gezegd – in dat het voor het onderzoeksteam van de politie niet duidelijk was of mijn cliënt daadwerkelijk de beschikking had over de bestanden.

In bezit hebben van kinderporno

Uit vaste rechtspraak volgt dat degene op wiens harde schijf dan wel andere gegevensdragers kinderporno is aangetroffen, strafbaar is wegens het opzettelijk in bezit hebben van deze kinderporno, indien hij/zij zich bewust is van de aanwezigheid van de bestanden, hierover beschikkingsmacht heeft gehad en de bedoeling had ze in het bezit te hebben.

Om aan te nemen dat een persoon daadwerkelijk de beschikking had over de kinderporno, is het van essentieel belang dat de kinderporno toegankelijk was voor desbetreffende persoon. Dit betekent dat men de bestanden kan openen dan wel benaderen.

In een strafzaak moeten de kinderpornografische afbeeldingen door de officier van justitie worden omschreven. In de praktijk houdt dit in dat de officier van justitie op de tenlastelegging in de dagvaarding zo feitelijk mogelijk omschrijft wat er te zien is op de verschillende bestanden.

U kunt zich wellicht voorstellen dat het omschrijven én uitschrijven van bijna 1500 afbeeldingen – grootschalige kinderporno – monnikenwerk is. Dit maakt dat ons hoogste rechtscollege de Hoge Raad in zijn rechtspraak (zie bijv. dit arrest) heeft aangegeven dat de officier van justitie kan volstaan met het beschrijven van een beperkte selectie van (representatieve) bestanden. In de zaak van mijn cliënt had de officier van justitie eveneens een selectie gemaakt van de bestanden en deze beschreven in de dagvaarding.

Accessible of niet-accessible?

Op dat moment ligt wel de vraag voor of mijn cliënt wel daadwerkelijk schuldig kan worden bevonden aan het daadwerkelijk bezitten van die omschreven kinderpornografische bestanden op de in de dagvaarding genoemde datum. Mijns inziens kon dit niet worden vastgesteld en zou cliënt derhalve moeten worden vrijgesproken. 

Zoals aangegeven, stelde het onderzoeksteam dat een gedeelte van de kinderporno onterecht als accessible was aangemerkt. Niet was door het onderzoeksteam gesteld welke foto’s wel of niet-accessible waren, zodat dit evenmin kon worden vastgesteld ten aanzien van de afbeeldingen die aan cliënt werden verweten in de dagvaarding. Dit maakte, mijns inziens, dat niet wettig en overtuigend kon worden bewezen dat cliënt op in de dagvaarding genoemde datum over de omschreven kinderpornografische bestanden beschikte.

Vrijspraak bezit kinderporno

De rechtbank deelde mijn standpunt en sprak cliënt vrij voor het bezitten van kinderporno. De ervaring leert dat men veelal zijn of haar zegje klaar heeft over verdachten in zedenzaken. Het is wel van belang om te realiseren dat eenieder die gebruik maakt van het internet, en dat zijn wij tegenwoordig veelal allemaal, te maken kan krijgen met een onbedoelde én ongewenste situatie waarin men al snel de schijn tegen heeft.


In de praktijk blijkt dat het, bijvoorbeeld bij het surfen op het internet, goed wel mogelijk is dat men (onbedoeld) kinderpornografische afbeeldingen dan wel video’s ‘binnensleept’ op de gebruikte gegevensdragers, zoals computers en telefoons.
Als de computer of telefoon op dat moment door de politie – om welke reden dan ook – wordt onderzocht, bestaat de kans dat men beschuldigd wordt van het in bezit hebben van kinderporno. Plots zit men dan op het verdachtenbankje.

Heeft u te maken met een hiervoor omschreven situatie? Neem dan gerust contact met mij op.

Lees via deze link meer over bewijs in zedenzaken.

Vrijspraak voor openlijke geweldpleging

geweldpleging

Regelmatig schrijven wij op onze kantoorwebsite een blog over omvangrijke en complexe strafzaken. Uit de zaak waarover deze blog van mr. J.E. (Justin) Kötter blijkt maar weer eens dat met een strafzaak die op het eerste gezicht niet groot of complex lijkt, grote belangen kunnen zijn gemoeid. In deze strafzaak ging het om een vrijspraak voor openlijke geweldpleging.

De cliënt in deze zaak werd verweten dat hij zich tijdens de ontgroening van zijn studentenvereniging schuldig had gemaakt aan openlijke geweldpleging.

Cliënt, destijds 19 jaar oud, kreeg in het kader van de toelating tot zijn toekomstige dispuut een opdracht.
In een groep van vier studenten moest hij uilen op de deuren van studentenhuizen van (rivaliserende) studentenverenigingen schilderen. Deze opdracht behoort tot een zeer oude studententraditie.

De taxichauffeur

Omdat de groep studenten alcohol had gedronken besloten de studenten een taxichauffeur in te schakelen om hen langs de verschillende studentenhuizen in het centrum van Amsterdam te rijden. Na de huizen te hebben voorzien van een uil gingen zij richting het station. Nadat de taxichauffeur de heren had rondgereden, afgezet en een flinke fooi had geïncasseerd, besloot de chauffeur het handelen van de jongens te melden bij de politie.

De strafbeschikking

De politie arresteerde het groepje studenten direct voor openlijke geweldpleging. Vervolgens hebben zij een hele dag doorgebracht in een politiecel, voordat zij door de politie werden verhoord. De officier van justitie besloot een zogeheten strafbeschikking uit te vaardigen. Wanneer men deze betaalt, of niet binnen 14 dagen in verzet gaat, wordt in feite de schuld erkend.

Het gevolg hiervan is dat het delict op de justitiële documentatie (het ‘strafblad’) komt te staan. Dit kan grote gevolgen hebben voor een verklaring omtrent gedrag én dus voor iemands toekomst.
Voor meer informatie over de strafbeschikking kan de blog van 12 mei 2017 worden geraadpleegd.

In het geval van cliënt hield deze strafbeschikking in dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan openlijke geweldpleging, zoals bedoeld in artikel 141 Wetboek van Strafrecht.

Zeker in het geval van cliënt zou dit grote gevolgen kunnen hebben.

Cliënt zit op dit moment in het tweede jaar van zijn universitaire studie en zal op korte termijn zijn studie gaan voortzetten in Shanghai. Voordat hij zal afreizen naar Shanghai, mag hij eerst nog een stage lopen in New York.
Een strafblad zou deze toekomstplannen in de weg kunnen staan!

Verzet tegen strafbeschikking

Cliënt ging in verzet. De zaak werd vervolgens behandeld door de Rechtbank Amsterdam.
Ik heb mij namens cliënt op het standpunt gesteld dat er geen sprake is van openlijke geweldpleging en dat cliënt diende te worden vrijgesproken. 

De wet vereist bij openlijke geweldpleging dat er sprake is van geweld dat met een zodanige kracht is aangewend dat het de openbare orde heeft kunnen schokken.

Tijdens mijn pleidooi heb ik een aantal handelingen aangehaald die, volgens de rechtspraak, kunnen worden aangemerkt als geweld dat met een zodanige kracht is aangewend dat dit ook daadwerkelijke de openbare orde kan schokken, bijvoorbeeld:

  • het besmeuren van grafstenen;[1]
  • het bespuiten met graffiti van een treinstel;[2]
  • het gooien van eieren op de Amerikaanse ambassade.[3]

Zou het de openbare orde nu werkelijk schokken als er – geheel volgens de mores – een uil op een deur van een studentenhuis staat?

Het handelen van cliënt is mijns inziens niet vergelijkbaar met de hiervoor genoemde voorbeelden. Zoals opgemerkt ging het om een ‘studentengrap’, die onderdeel uitmaakt van een oude traditie. Na zijn vrijlating is cliënt onmiddellijk naar de verschillende huizen gegaan om, onder het genot van een biertje, de uilen van de deuren te verwijderen.

Mijns inziens kan dan ook niet worden gesteld dat het handelen van cliënt werkelijk de openbare orde zou schokken, hetgeen betekent dat cliënt zou moeten worden vrijgesproken.

Vrijspraak voor openlijke geweldpleging

De Rechtbank Amsterdam deelde het standpunt van de verdediging en sprak cliënt vrij.
Het openbaar ministerie is tegen deze uitspraak niet in hoger beroep gekomen.

Waar studentenverenigingen de laatste tijd in de media onder vuur hebben gelegen, vaak juist vanwege hun ‘tradities’, heeft deze student op bijval van de Amsterdamse rechtbank kunnen rekenen.

Wilt u meer lezen over de strafbeschikking en VOG? Lees dan deze eerdere blog van mr. N.W.A. (Nancy) Dekens over drugsbezit op een festival.


[1] HR 16 september 1996, NJ1997/88

[2] Rb. Zwolle 30 januari 2007, LJN AZ7358

[3] HR 11 november 2003, LJN AL6209