Aan de Polen overgeleverd.
Het blijft een fraaie gedachte: Één Europa, één rechtsgebied. Alle fundamentele rechten worden gewaarborgd door het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens.
Verdachten kunnen zich niet meer verschuilen in een ander land en kunnen op een vrij eenvoudige wijze via een eenvoudig proces worden terug gebracht naar het land waar de wet is overtreden.
Waarschijnlijk voelt u de bui al hangen. De landen die zich hierbij aansluiten, moeten dan wel een rechtssysteem hebben dat min of meer gelijkwaardig is aan dat van het land waar de opgeëiste persoon zal worden berecht.
Het zal niemand zijn ontgaan dat de Poolse rechtsstaat in een min of meer vrije val terecht is gekomen. Al jarenlang probeert de Poolse regering de onafhankelijke rechtspraak af te breken. De Poolse regering vaart een rechts-nationalistische koers, waarbij mensenrechten eerder een obstakel, dan een verworvenheid zijn.
Wat doet Nederland hiermee?
In de Nederlandse politiek en rechtspraak is er regelmatig aandacht gevraagd voor het verval van de Poolse rechtsstaat. Met name de zogenaamde “muilkorfwet” maakt dat rechters, indien zij voor de uitvoerende macht onwelgevallige beslissingen nemen, zelf in het verdachtenbankje terecht komen en aan tuchtrechtspraak worden blootgesteld.
Het spreekt voor zich dat de onafhankelijkheid van de rechtspraak hierdoor wordt aangetast. Nederlandse rechters hebben meegelopen in een demonstratie tegen deze wet. Een van deze rechters, mr. Trotman, die als een autoriteit in het Internationaal Recht geldt, heeft zich hierover in kritische zin in de pers uitgesproken.
Helaas heeft het Openbaar Ministerie als reactie hierop een verzoek gedaan tot wraking van deze rechter in een Poolse overleveringzaak. Wraking wordt als een soort “paardenmiddel” gezien in de rechtspraak wanneer een van de procesdeelnemers – en vrijwel altijd de verdediging – vindt dat de rechter partijdig is. Het gebeurt zelden dat het Openbaar Ministerie een wrakingsverzoek indient van een rechter.
Tot mijn verbijstering heeft de rechtbank Amsterdam de wraking gehonoreerd, zodat het Openbaar Ministerie in de ogen van de rechtbank terecht heeft gevreesd voor de onafhankelijkheid van deze rechter.
Dit levert een ironische en ook enigszins absurde situatie op, dat hierdoor bijna op een “Poolse” wijze censuur wordt toegepast ten aanzien van een rechter die zich, zoals uit de wrakingsprocedure blijkt, bezorgd, maar nog steeds uiterst genuanceerd had uitgedrukt over de problemen in de Poolse rechtsstaat. Dit betekent dat de Rechtbank Amsterdam, die als enige bevoegd is om te oordelen over overleveringszaken, enigszins onder druk wordt gezet om zich in ieder geval niet in het openbaar uit te laten over de zorgwekkende toestand van de Poolse rechtsstaat, terwijl deze zorgen hieromtrent evident zijn en hebben geleid tot een zogenaamde artikel 7-procedure bij de Europese Commissie. In deze procedure wordt gevraagd om Polen te sanctioneren vanwege ernstige schending van kernwaarden van de Europese Unie. Kortom, de kritiek van de rechter was niet uit de lucht gegrepen.
In de tussentijd is de stand van zaken dat de rechtbank zich in een soort spagaat bevindt. Op basis van rechtspraak van het Europese Hof erkent de Amsterdamse Overleveringskamer dat er structurele fundamentele gebreken bestaan met betrekking tot de onafhankelijkheid van de rechter in Polen, maar dat de opgeëiste persoon het bewijs zal moeten leveren dat er in zijn zaak zwaarwegende op feiten berustende gronden aanwezig zijn waardoor het grondrecht op een onafhankelijke rechter in gevaar is.
Dit lijkt nog een bepaald perspectief te bieden om te voorkomen dat een persoon wordt overgeleverd naar een land waar er geen eerlijk proces is, maar dat is beslist niet het geval. In de praktijk betekent het namelijk dat de in Nederland aangehouden persoon met een onmogelijke bewijslast wordt opgezadeld. Er dient namelijk specifiek te worden aangetoond dat er in zijn of haar zaak geen onafhankelijk proces zal plaatsvinden.
Dit is een bewijslast die lijkt op een heksenproces. Als je het bewijs niet kunt leveren, dan gaan we er vanuit dat je in Polen een soortgelijk proces te wachten staat, als dat je in Nederland zou kunnen verwachten. Wie houdt wie nu voor de gek? Iedereen weet dat het proces in Polen, zeker als het gaat om buitenlanders in politiek gevoelige zaken die daar de wet hebben overtreden, in de verste verte niet zal lijken op een proces in Nederland.
Dit is ook aan de orde in het geval van mijn cliënt, de Zaanse timmerman Rob, die maar liefst 13 jaar geleden in opdracht van een vriend als klusjesman betrokken is geweest bij, wat later bleek, een hennepplantage. In Nederland zou geen weldenkend officier van justitie deze zaak na 13 jaar nog aan een rechter durven voor te leggen. In Polen levert dit geen enkel probleem op, en kan mijn vriendelijke cliënt als deelnemer aan een criminele organisatie een zeer lange gevangenisstraf verwachten.
Het wordt tijd dat de Nederlandse politiek en de rechtspraak zich wat kritischer zullen opstellen als het gaat om deze smet op ons rechtssysteem. Als het gaat om overlevering, dan kijken we helaas teveel de andere kant op en houden we ons vast aan een fictie die niet strookt met de werkelijkheid.
De kwaliteit van een rechtsstaat kan worden afgemeten aan de wijze waarop burgers worden berecht, maar dat betekent natuurlijk niet dat wij onze ogen moeten sluiten voor de berechting in een ander land, waarbij wij als het ware op de verzendknop drukken. Rechters zouden wat mij betreft meer moed moeten vertonen en op zijn minst zelf moeten laten onderzoeken of iemand een eerlijk proces te wachten staat, want dat is van essentiële waarde voor een Europese rechtsgemeenschap.
Rechters die zich kritisch uitlaten over de rechtsstaat in welk land dan ook waar dit aan de orde is, verdienen het niet om gemuilkorfd te worden.
Maarten Pijnenburg
Advocaat