Overtreding van de sanctiewet: onbekend en onbemind

Overtreding van de sanctiewet: onbekend en onbemind

Het is bijna kerstmis en zo langzamerhand maken alle instellingen en organisaties zich op voor een periode van rust. Ook voor de nieuwsredactie van onze omroep betekent dit een afname van het aanbod van nieuwsfeiten. Ineens gaat de telefoon op de redactie. Via een bron krijgen we te horen dat Abu M. vanuit een Zweedse gevangenis, bij verrassing vervroegd in vrijheid is gesteld.

Terroristen

Dezelfde bron geeft aan dat Abu graag met ons wil praten, om “zijn kant van de zaak“ te belichten. Abu loopt als een rode draad door allerlei terroristendossiers, die gelet op de recente aanhoudingen in Antwerpen, nog steeds actueel zijn in verband met een mogelijke aanslag op Nederlandse doelen.

Scoop Publieke Omroep

Er is weinig tijd. Kunnen we snel tickets regelen? We zijn van de publieke omroep, dus het geld kan een probleem zijn. Gelukkig is het nog net laagseizoen. Ik zal Joost van de directie ervan proberen te overtuigen dat we deze kans echt niet voorbij mogen laten gaan, en dat we alles moeten doen, zodat deze Abu de scoop niet aan de BRT, F1, of omroepen met diepere zakken zal geven.

Er is weinig tijd om te overleggen. De directie geeft akkoord, maar: “zorg wel dat alles wordt vastgelegd wat aan hem wordt betaald”. We weten dat hij op de Sanctielijst staat. Dit is ook de reden waarom wij hem interessant vinden. Hij loopt als Forrest Gump door verschillende terroristendossiers vanaf eind jaren 90.

Interview

Het interview verloopt helaas weinig verrassend. Op confronterende vragen geeft hij alleen maar ontwijkende antwoorden. Het was allemaal een grote vergissing. Hij heeft nooit opgeroepen tot geweld. En de video’s waaruit het tegendeel zou blijken zijn door de media gemanipuleerd. Toch vinden we het van groot belang om het publiek in te lichten dat deze man met uiterst bedenkelijke ideeën vrij is te gaan en te staan waar hij wil en nog steeds veel volgers heeft op diverse kanalen. Bepaald geen geruststellende gedachte…

Met een onderdrukte trots zijn we als team teruggevlogen vanuit Stockholm omdat het ons is gelukt hem als eerste te interviewen, terwijl de grotere Europese omroepen te laat waren.

Verdachtenverhoor in verband met verdenking overtreding Sanctiewet

Enkele maanden later worden we geconfronteerd met een onaangename verrassing. Een brief van het Openbaar Ministerie met een uitnodiging voor een verdachtenverhoor. In de brief staat dat wij verdacht worden de Sanctiewet 1977 te hebben overtreden, door de door hem gemaakte onkosten te vergoeden. We hebben betaald aan een terrorist en daarmee de wet overtreden. Als we een advocaat naar het verhoor mee willen nemen, dan mag dat.

Wat is hier aan de hand? We hebben alleen het publiek willen informeren over en waarschuwen voor deze Abu. We hebben hem niet willen steunen! Zonder hotelovernachting en lunch/diner geen interview, het was kiezen of delen. Natuurlijk wisten we dat hij op “de lijst“ stond, maar we hadden geen idee dat we iets hebben gedaan dat verboden was. Nu zitten we in het verdachtenbankje.

De rechercheurs zijn allervriendelijkst, maar de wet is helder. Er mogen geen betalingen plaatsvinden aan personen die op de Sanctielijst staan. Niet direct en niet indirect. Hoewel er niet aan onze goede bedoelingen wordt getwijfeld, hebben wij de wet overtreden. En de wet geldt nu eenmaal voor iedereen.

Kloof wet en uitleg journalistieke taak

Dit is het verhaal van de journalisten. Hoe vertaalt zich dit in de rechtspraktijk? Er lijkt een kloof te bestaan tussen de wet en een redelijke uitleg van de journalistieke taak. Wat hadden de journalisten anders moeten doen? Wat had de omroep anders moeten doen? Er had een ontheffing kunnen worden gevraagd bij het ministerie, maar deze mogelijkheid is niet in brede kring bekend. Als een ontheffing zou worden gevraagd, hoe zou dit in de praktijk moeten werken, gelet op de spoed waarmee gehandeld moest worden. Hoe zit het dan met de bronbescherming? Wie garandeert de journalist dat de bronnen niet zullen uitlekken? Zouden mensen nog met journalisten willen praten, als ze wisten dat hun gegevens met de overheid worden gedeeld? Vanuit de journalistiek bezien een retorische vraag.

Kleurloos opzet

Een spagaat. De wet gaat uit van kleurloos opzet. Met andere woorden: het is in beginsel niet van belang of de journalist weet dat hij of zij strafbaar heeft gehandeld. Als het gaat om economische delicten dan geldt in beginsel dat het al voldoende is, dat men zich bewust is van de gedraging, nog los van de vraag of deze in strijd is met de wet.

Toch schijnt er voor de journalistiek wat licht in deze onbevredigend donkere tunnel. In een recent arrest van de Hoge Raad is een uitspraak van het Gerechtshof vernietigd. In deze zaak had de verdachte € 225,00 indirect ter beschikking gesteld aan een terroristische organisatie. Volgens het Gerechtshof was het in het kader van het kleurloos opzet niet van belang of de verdachte wist dat het geld ten goede zou komen aan een terroristische organisatie. De Hoge Raad is het hier niet mee eens. Het is niet genoeg als het opzet alleen was gericht op het overtreden van de wet. Opzet moet eveneens gericht zijn geweest op het indirect ter beschikking stellen van geld aan een terroristische organisatie. Hiermee wordt het kleurloos opzet toch enigszins ingekleurd. De gedraging op zich is dus niet voldoende om strafbaarheid aan te nemen.

In het geschetste voorbeeld was het steunen van Abu en/of zijn organisatie ongeveer het allerlaatste wat dat de journalisten wilden. Zij wilden een interview en werden geconfronteerd met randvoorwaarden, die ze naar hun mening konden verantwoorden. Van een beloning was geen sprake. Het ging om aantoonbaar gemaakte en gespecificeerde kosten. Zij beseften zich dat het niet het goedkoopste hotel van Stockholm was, maar dit was wel het speelveld waarbinnen zij opereerden.

Hebben zij de wet overtreden, of hebben zij gehandeld zoals het goede journalisten betaamt? De intenties waren goed en hopelijk biedt het recht hen bescherming. Als dit niet het geval is, wordt het lastig werken en lijkt er een onwenselijke kloof te ontstaan tussen het recht en de journalistieke taak.

Bijzondere positie journalisten

Het lijkt me niet de bedoeling dat in het huidige tijdsegment, een informatieve lunch met een extremist, of nog actueler, een Russische oligarch, tot contact met de politie dient te leiden. Dat journalisten soms zaken moeten uitleggen en verantwoorden is niet onredelijk, maar het werk moet wel door kunnen gaan, en er dient rekening te worden gehouden met de bijzondere positie van een journalist. 

Wetgeving tegen het faciliteren van terrorisme is noodzakelijk, maar is deze wetgeving altijd van toepassing op een journalist die het publiek van relevant nieuws voorziet?

Het is een goed idee om hiervoor in overleg met de betrokken partijen, OM/Ministerie, NVJ en mediaorganisaties een balans te zoeken en werkbare regels te vinden, die recht doen aan alle maatschappelijke belangen.

Ook de belangen van de vakkundige journalist die ons voorziet van nieuws over terroristische dreigingen.
 1* Hoge Raad ECLI:NL HR :2023: 2

Maarten Pijnenburg (advocaat)

Maarten Pijnenburg

Advocaat Dekens Pijnenburg advocaten

Lees ook