Vrijspraak voor onterechte beschuldiging van verkrachting door ex-partner

Vrijspraak voor onterechte beschuldiging van verkrachting door ex-partner

Vrijspraak voor onterechte beschuldiging van verkrachting door ex-partner

Iedereen kan op een gegeven moment in zijn leven verdacht worden van een misdrijf. Onterecht beschuldigd worden van een zedenmisdrijf is, gelet op de aard van de beschuldiging, extra pijnlijk. Dit overkwam een cliënt van mr. J.E. (Justin) Kötter. Onlangs werd deze cliënt na een langslepende periode vrijgesproken van de verkrachting van zijn voormalige vriendin. In deze blog gaat mr. Kötter in op de zaak.

Tegenstrijdige verhalen

Voor één van mijn cliënten kwam er vorige week, door de vrijspraak van de Rechtbank Amsterdam, eindelijk een einde aan een lange en – voorzichtig gezegd – pijnlijke periode, waarin hij werd beschuldigd van de verkrachting van zijn ex-vriendin. Volgens het Openbaar Ministerie zouden cliënt en zijn ex-vriendin op een avond in de zomer van 2017 ruzie hebben gehad, waarna cliënt haar zou hebben verkracht. Deze lezing van de feiten werd uitdrukkelijk door mijn cliënt weersproken. Cliënt schetste een uitgebreide alternatieve lezing van de feiten en omstandigheden.

Sprake van vrijwillige seks: vrijspraak

In de visie van cliënt heeft er die nacht vrijwillig seks plaatsgevonden. Cliënt erkent dat het zeer jonge stel eerder die avond ruzie heeft gehad, maar voegde aan dit gegeven toe dat dit tijdens de lange relatie wel vaker het geval is geweest. Net als alle andere keren was er ook die avond sprake van verzoening en werd de ruzie bijgelegd. Het stel besloot vervolgens om samen films te gaan kijken in de kamer van cliënt, waarna er vrijwillige seks plaatsvond.

Nadat het Openbaar Ministerie een onvoorwaardelijke gevangenisstraf had geëist en de verdediging een vrijspraak had bepleit, kwam de rechtbank tot de conclusie dat de verklaringen van de ex-vriendin over de vermeende verkrachting om meerdere redenen niet betrouwbaar zijn. De rechtbank gaat uit van de verklaring van cliënt dat hij haar op geen enkel moment of op geen enkele manier heeft gedwongen tot de seksuele handelingen die aan hem werden verweten.

Wetvoorstel seksuele misdrijven

Bij het lezen van de zeer uitgebreide motivering van de rechtbank moest ik denken aan de poging van de minister van Justitie en Veiligheid om, middels de Wet seksuele misdrijven (ook wel bekend als ‘de sekswet’) de strafbaarstelling van seksuele en seksueel getinte misdrijven in het Wetboek van Strafrecht te ‘moderniseren’.

Zou het oordeel van de rechtbank in de zaak van mijn cliënt anders zijn geweest op het moment dat de wet zou zijn aangenomen? Mijns inziens dient deze vraag ontkennend te worden beantwoord.

In zijn kamerbrief van 22 mei 2019 informeerde minister Grapperhaus de Tweede Kamer over zijn voornemen tot de introductie van onder andere de nieuwe strafbaarstellingen van seks tegen de wil. Als het aan de minister ligt ben je – kort gezegd – strafbaar als je behoort te weten dat de seksuele handelingen tegen de wil van de ander zijn. Volgens de minister hoort het zo te zijn dat een ‘nee’ een ‘nee’ is, maar dat geen ‘nee’ niet zomaar ‘ja’ betekent. Simpel gezegd probeert de minister met dit wetsvoorstel de mogelijkheid tot een succesvolle vervolging in het kader van een vermeende verkrachting te vergroten.

Bezwaren tegen Wet seksuele misdrijven

Het voorstel van de minister is vanuit verschillende hoeken uitgebreid bekritiseerd. Een veel gehoord praktisch bezwaar is dat de wetswijziging een onduidelijke en ondoenlijke situatie met zich mee zou brengen. Zo zou het in de praktijk niet haalbaar zijn om telkens bij elke (seksuele) handeling uitdrukkelijk te verifiëren of geen ‘nee’ wellicht toch een ‘nee’ is.

Een ander veel gehoord juridisch bezwaar is dat uit vaste rechtspraak kan worden opgemaakt dat dwang op dit moment al door rechters in verschillende varianten wordt aangenomen. Het gaat hierbij zeker niet alleen om gevallen waarbij het slachtoffer zich uitvoerig heeft verzet tegen het handelen van de dader. Ook als er sprake is van een (spier)verlamming bij het slachtoffer kan er sprake zijn van verkrachting.

De rechter onderzoekt of sprake is van dwang

Eens terug naar de zaak van mijn cliënt. Ook in deze zaak gaf de (ex-)vriendin aan dat zij was blijven liggen en het nodige diende te ondergaan. Met andere woorden: zij stelde dat zij zich niet actief had verzet tegen de seksuele handelingen. Desondanks was er volgens de ex-vriendin aan haar zijde geen sprake van instemming en aan de zijde van cliënt wel sprake van dwang.

Het enkele gegeven dat er door de aangeefster niet uitdrukkelijk zou zijn aangegeven dat zij het nodige niet wilde, maakt niet dat de rechtbank overgaat tot het vrijspreken van cliënt. In de zaak van mijn cliënt heeft de rechtbank wel degelijk onderzocht of er wellicht sprake is geweest van dwang. De rechtbank gaat in haar vonnis gedetailleerd in op alle feiten en omstandigheden die hebben plaatsgevonden voorafgaand, tijdens en na de seks. De rechtbank stelt ten aanzien van essentiële punten vast dat de ex-vriendin niet consistent en zelfs tegenstrijdig heeft verklaard. Deze inconsistenties en tegenstrijdigheden maken dat haar verklaringen geen bewezenverklaring kunnen dragen en dat cliënt diende te worden vrijgesproken.

Uit de uitspraak van de rechtbank volgt dat de rechters actief hebben onderzocht of er feiten en omstandigheden aanwezig waren die maakten dat, ondanks dat een aangeefster niet ondubbelzinnig ‘nee’ heeft gezegd of zich actief heeft verweerd, sprake is geweest van dwang. Met andere woorden: ook onder de huidige wetgeving onderzoekt de rechter wel degelijk of er sprake is geweest van dwang en daarmee een verkrachting op het moment dat die uitdrukkelijk zichtbare dwang ontbreekt. Een verdere uitbreiding van het Wetboek van Strafrecht op dit punt lijkt derhalve sterk op symboolpolitiek.

Heeft u, dan wel iemand in uw omgeving, te maken met een vergelijkbare situatie en wenst u informatie te ontvangen? Neem dan gerust contact op met ons kantoor.

 
 

Lees ook