De rechten van een gedetineerde ouder

Detentie brengt beperkingen van fundamentele rechten met zich mee. Hierbij kan bijvoorbeeld worden gedacht aan de beperking van het recht op vrijheid. Voor de meeste gedetineerde ouders geldt dat er slechts één beperking is die een grotere impact heeft op hun leven dan de beperking van de eigen vrijheid: de beperking van het recht op omgang, contact en informatie met hun kind(eren). In gedetineerdenkrant de Bonjo schreef mr. J.E. (Justin) Kötter een artikel over de rechten van een gedetineerde ouder. Rechten waarvoor u soms zelf in actie moet komen om deze op te eisen. 

In Nederland zijn er rond de 18.000 kinderen die worden gescheiden van een gedetineerde vader. Verder zijn er in Nederland jaarlijks ongeveer 3.000 vrouwen gedetineerd, waarvan ongeveer 70% procent moeder is van tenminste één minderjarig kind. Al deze ouders én kinderen hebben verschillende rechten die gewaarborgd dienen te worden. 

Belangrijke rechten gedetineerde ouder

Een kind heeft recht op omgang en contact met de ouders. Daarnaast heeft een ouder recht om te beschikken over (belangrijke) informatie die ziet op die de persoon van het kind of de verzorging en opvoeding van het kind. 

Dit zijn rechten die zijn vastgelegd in verschillende (internationale) regels, die Nederlandse rechters toepassen. Ik zal deze regels niet allemaal gaan bespreken in dit artikel, maar één van deze belangrijkste verdragen die rechters toepassen, is het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM). 

Uit artikel 8 van dit verdrag volgt dat iedereen recht heeft op respect voor zijn familie- en gezinsleven. Het contact tussen (gedetineerde) ouder en kind valt hier ook onder. Dit artikel mag slechts onder zeer beperkte omstandigheden terzijde worden geschoven. 

Ook als gedetineerde ouder heeft u rechten

Uw rechten als ouder gooit u bij aanvang van uw detentie niet overboord. De detentie zal er weliswaar in veel gevallen voor zorgen dat het ouderschap er anders uit gaat zien, maar dat wil niet zeggen dat u geen ouder kunt zijn. 

Uit de rechtspraak volgt dat, ondanks dat een ouder gedetineerd zit en bijvoorbeeld verdacht wordt van een zeer ernstig strafbaar feit, het van belang is dat het kind en de ouder contact hebben. Het is belangrijk dat het kind een eigen beeld kan houden en vormen van de (gedetineerde) ouder. 

Per geval dient te worden beoordeeld wat in het belang is van het kind. Een inperking van de hiervoor genoemde rechten is pas mogelijk als niet meer in het belang van het kind is dat er omgang plaatsvindt met de gedetineerde ouder. 

Onenigheid met uw ex-partner

Door ex-partners (de andere ouder) en instanties wordt regelmatig aangegeven dat het niet in het belang zou zijn van het kind om omgang en contact te hebben met u als gedetineerde ouder. Dit omdat bijvoorbeeld sprake is van een verdenking of veroordeling van een zwaar strafbaar feit. Of omdat uw ex-partner de situatie aangrijpt om eindelijk dat contact te kunnen verbreken. 

In mijn optiek is dit veel te kort door de bocht. Het gegeven dat één ouder is verwikkeld in een (zware) strafzaak, maakt nog niet dat het niet meer in het belang is van het kind om nog met de ouder om te gaan. Juist in die gevallen is het van belang dat een kind een eigen beeld en mening blijft vormen van een ouder. 

De visie van het kind kan, al dan niet bewust, worden beïnvloed door de andere ouder, familieleden of door instanties. Juist bij zware mediagevoelige stafzaken, kan de (sociale) media de mening van een kind op een onjuiste manier beïnvloeden. Daarbij speelt ook dat de duur van de detentie bij zwaardere strafzaken lang is. Het is in beginsel onwenselijk dat een kind voor een zeer lange periode geheel wordt gescheiden van de ouder.

De PI en contact tussen ouder-kind

Een ander veel gehoord bezwaar tegen omgang en contact tussen de gedetineerde ouder en het kind, is dat PI’s geen plek zijn zijn voor een kind. 

Mijns inziens kan ook dit argument er in veel gevallen niet voor zorgen dat een kind geen contact en/of omgang meer heeft met een gedetineerde ouder. 

De afgelopen jaren heeft de Dienst Justitiële Inrichtingen (DJI) geïnvesteerd in het behoud van de relatie tussen het kind en de gedetineerde ouder. Kinderen kunnen bij hun ouders in de PI langskomen. 

In veel PI’s is er een zogeheten Ouder Kind Detentieprogramma (OKD). In het OKD zijn vrijwilligers en deskundigen de kinderen van de gedetineerde ouders tot steun. Het programma is erop gericht om de band tussen kind en ouder te verstevigen. De OKD-bezoekruimtes zijn kindvriendelijk ingericht. Verder kunnen gedetineerde ouders en kinderen telefonisch contact onderhouden. Naast dat de ouders en kinderen gewone post kunnen sturen, kunnen zij ook gebruikmaken van een digitale postservice. Hierbij kunnen kinderen mailtjes sturen naar de PI die vervolgens bij de gedetineerde vader of moeder worden bezorgd.

Onderneem actie

Al met al dient zeker niet te snel te worden aangenomen dat geen omgang of contact kan plaatsvinden tussen het kind en de gedetineerde ouder. 

Detentie zou ook kunnen worden gezien als een mogelijkheid om iets positiefs teweeg te brengen. Tijdens detentie heeft de ouder de mogelijkheid om hulp aan te grijpen en zich positief te ontwikkelen. Juist dit kan in het belang van het kind worden geacht. 

Indien u van mening bent dat er ten onrechte sprake is van een inperking van uw rechten en die van uw kind, dan is het mogelijk om actie te ondernemen. Zo kan onder meer worden verzocht om omgang met uw kind.

Mijn ervaring is dat deze procedures tijd en veel energie kosten. Dit schrikt sommige gedetineerden af. Maar bedenkt u zich dan dat u niet alleen spreekwoordelijk ‘vecht’ voor uzelf, máár ook voor uw kind(eren). 

Hebt u vragen of hulp nodig? Schroomt u dan niet om contact op te nemen. 

Mogelijk bent u ook geïnteresseerd in een blog over de voorwaardelijke invrijheidstelling, die mogelijk op de schop gaat. Lees daarover een artikel via deze link.

Rechten van gedetineerden in tijden van corona

gevangenis

Sinds de uitbraak van het coronavirus is het openbare leven drastisch gewijzigd. Vrijheden waar iedereen aan gewend was, bestaan niet meer of zijn langdurig on hold gezet. Zo ook voor personen die zich in detentie bevinden. Voor deze personen is echter relatief weinig aandacht. Het is een stem die nauwelijks nog is gehoord, zodat het van belang is om de gevolgen van de corona uitbraak te bezien vanuit het perspectief van de gedetineerde verdachte. Als constructieve invalshoek: wat kunnen we eraan doen om deze positie te verbeteren?

Toen de crisis in maart uitbrak, ontstond er ook bij alle deelnemers aan het rechtssysteem enige mate van paniek. IC-opnamen en coronasterfgevallen gingen in een rechte lijn naar boven. Om te voorkomen dat er een corona uitbraak zou plaatsvinden binnen de muren van PI’s, werd een van de belangrijkste rechten van gedetineerden, het bezoekrecht, opgeschort. 

Alleen bij hoge uitzondering mocht er nog professioneel bezoek bij het huis van bewaring naar binnen. Daarbij moet er vaak worden gemotiveerd waarom het contact niet telefonisch kan worden afgedaan. Los van alle praktische bezwaren, taalproblemen, tolken en de mindere communicatie, waren er vanzelfsprekend ook privacy bezwaren. Het is een algemeen bekend en terugkerend probleem dat er regelmatig gesprekken met advocaten achteraf bleken te zijn afgeluisterd. Dit terwijl het in strijd is met het recht van vrij verkeer tussen raadsman en gedetineerde. Een vertrouwelijk gesprek tussen raadsman en gedetineerde kon niet langer gegarandeerd worden. 

Corona en het bezoekrecht

Inmiddels zijn we twee maanden verder, zodat de vraag zich opdringt of er niet een mouw te passen valt aan het bezoekrecht, en met name het familiebezoek. Dit zodat detentie feitelijk niet erop neerkomt dat een gedetineerde volstrekt geïsoleerd raakt. Voorkomen dient te worden dat een gedetineerde, zonder juridische noodzaak zijn of haar voorarrest min of meer in alle beperkingen doorbrengt. 

Artikel 38 PBW regelt het bezoekrecht.

Uiteraard is bezoek in coronatijd veel gedoe, en zoals ieder menselijk contact mogelijk een bron voor besmetting. Daar staat tegenover dat net zoals in winkels en supermarkten de inmiddels snel ingeburgerde 1,5 meter regel kan worden gehanteerd. Het is zorgwekkend dat er weinig zichtbare initiatieven worden genomen om de huizen van bewaring in dit opzicht te “ontsluiten“. Desnoods kan er worden gedacht aan het gebruik van mondkapjes voor bezoek. Al ver voor de uitbraak van het virus beschikten PI’s over de inmiddels schaarse plexiglasschermen.

Rechtspositie van gedetineerden

De rechtspositie van gedetineerden is sinds de invoering van de coronamaatregelen vrijwel op alle vlakken ernstig verslechterd. Voor zover deze verslechtering parallel loopt met de samenleving “buiten“ is dit in beginsel gerechtvaardigd, maar er zal door het ministerie en door de directies toch moeten worden gezocht naar compensatiemogelijkheden om de leefbaarheid te vergroten. 

Te denken valt aan het op een creatieve manier creëren van sportfaciliteiten en/of online-onderwijs. Alles om deze ook voor gedetineerden ellendige tijd draaglijk door te komen, en meer rekening houden met de gerechtvaardigde belangen van mensen die vastzitten.

Hoopvolle corona-beslissing RSJ

Wij willen deze column hoopvol afsluiten met een recente beslissing van de Raad voor Strafrechttoepassing en Jeugdbescherming (RSJ).

Een klant van ons kantoor werd door de directeur gedwongen om te worden geplaatst in een meerpersoonscel. Voor iedereen die ooit het (on)genoegen heeft gehad om in zo’n soort cel te verblijven, zal beamen dat de aanbevolen 1,5 meter van Rutte hier niet te handhaven is. De cliënt van ons kantoor kon bovendien medisch onderbouwen dat hij tot een bepaalde risicogroep behoorde, waardoor de plaatsing in een meermanscel (MPC) een acuut gevaar voor zijn gezondheid zou opleveren.

Ondanks verzet vanuit de gevangenisdirectie, heeft de voorzitter van de RSJ terecht geoordeeld dat de verplichte plaatsing in de meerpersoonscel onredelijk en onbillijk is en voorlopig van de baan is.

Wij zouden zelfs een stap verder willen gaan. Ook voor gedetineerden zonder aantoonbare klachten geldt dat zij niet aan onnodige risico’s moeten worden blootgesteld. Als we corona met zijn allen moeten bestrijden, dan is het lastig uit te leggen waarom er “binnen“ een andere afstandsgrens zou moeten gelden dan “buiten“. Het virus discrimineert niet en maakt geen onderscheid tussen gedetineerden en niet gedetineerden. Van ons mag toch minimaal het zelfde worden verwacht.

Mogelijk bent u ook geïnteresseerd in deze blog die gaat over het coronavirus en familierechtelijke problemen.

Maarten Pijnenburg (advocaat bij Dekens Pijnenburg Strafrechtadvocaten)

Jordi l’Homme (juridisch medewerker bij Dekens Pijnenburg Strafrechtadvocaten en redactielid van de Bonjo)

De schrijnende positie van de 65-plusser in detentie

Door Jordi l’Homme en Willemijn Strebus

Op dit moment is ongeveer 11% van de Nederlandse gevangenispopulatie ouder dan 60 jaar. Volgens staatssecretaris Dijkhoff zijn er geen problemen voor ouderen in detentie in Nederland en wordt zorg op maat verleend. Tijdens ons werk voor het Juridisch Spreekuur Gedetineerden in de PI Lelystad kwamen wij in contact met een van deze ouderen, de heer de Vries. Wij raakten met deze meneer aan de praat over zijn verblijf in de penitentiaire inrichting en spraken over de obstakels waar hij dagelijks tegenaan loopt. Naar aanleiding van dit gesprek zijn wij samen met deze meneer tot de conclusie gekomen dat het de hoogste tijd is om alarm te slaan over de vaak penibele situatie waarin de 65-plussers in detentie zich bevinden en de politiek aan het werk te zetten. 

De heer de Vries is een man die inmiddels de leeftijd van 79 jaar heeft bereikt. Een zeer respectabele leeftijd waardoor politiek Den Haag zich in de eerste plaats allicht dient af te vragen in hoeverre het wenselijk is dat een burger van deze leeftijd nog opgesloten wordt in een reguliere gevangenis. Indien de politiek van mening is dat oudere daders ook opgesloten moeten worden, dan moeten passende facilitaire voorzieningen worden getroffen, waardoor een detentie in goede orde kan verlopen. De nakoming van deze zorgplicht laat, aldus de Vries, vaak te wensen over. 

Vanaf zijn binnenkomst in de PI Lelystad verblijft de Vries op een extra zorg afdeling. Deze aanduiding van ‘extra zorg’ klinkt veelbelovend. Hij wist op dat moment echter nog niet dat op een extra zorg afdeling voornamelijk gedetineerden met geestesziekten en andere risicogroepen in detentie (zoals zedendelinquenten) verblijven. Veel oudere gedetineerden worden, uiteraard met de beste bedoelingen van de PI, op een extra zorg afdeling geplaatst, aldus de Vries. De plaatsing van de 65-plusser op een dergelijke afdeling blijkt vaak niet passend te zijn. Een 65-plusser is namelijk niet per definitie geestesziek en hulpbehoevend. Het voelde voor de Vries dan ook niet goed dat hij op voornoemde afdeling werd geplaatst, terwijl jongere gedetineerden niet op een afdeling worden geplaatst met bijvoorbeeld zedendelinquenten. Bovendien heeft de Vries ondervonden dat hij niet de zorg ontvangt op extra zorg afdeling die hij gezien zijn leeftijd en fysieke gesteldheid eigenlijk wel nodig heeft.     

Wat zou binnen een PI moeten veranderen met betrekking tot de plaatsing van 65-plussers in detentie? Wij vroegen het de Vries. Wat betreft de plaatsing op een afdeling binnen de inrichting acht de Vries het wenselijk dat er, mits mogelijk, een aparte afdeling wordt gecreëerd voor 65-plussers. Hier kunnen dan ook jongere rustigere gedetineerden worden geplaatst, zolang deze niet te maken hebben met afkickproblematiek. De omgang tussen 65-plussers en jongeren in detentie is erg aan te bevelen. De jongere gedetineerden kunnen de ouderen weer helpen met bepaalde taken zoals het boenen van de cel. Op een dergelijke afdeling zou er een regelmatig dagprogramma moeten gelden zodat de oudere elke dag precies weet waar hij aan toe is. 

Daarnaast is het niet slechts de indeling van de afdelingen die gewijzigd zouden moeten worden binnen een PI. Ook de toegankelijkheid van de PI evenals de voorzieningen op de afdelingen en op de cel dienen in sterke mate verbeterd te worden. Het is een normale ontwikkeling in het menselijk bestaan dat de mens steeds minder goed gaat horen en zien naarmate hij of zij ouder wordt. Ook de snelheid waarmee een mens zich voort kan bewegen neemt af. Deze afname van de fysieke gesteldheid heeft op veel situaties invloed. Zo zijn de afstanden naar bezoekruimten, recreatieruimten en andere ruimten in een inrichting vaak (te) ver lopen. Bovendien ben je als gedetineerde vaak niet de enige die bijvoorbeeld de bezoekruimte bezoekt, waardoor het luisteren en spreken met het bezoek wordt bemoeilijkt. 

Tevens zou de gang naar een luchtplaats rolstoeltoegankelijk moeten zijn. Indien een PI een speciale 65-plusafdeling creëert kan er worden gekeken naar een route zonder trappen die naar de luchtplaats zou leiden. Daarbij is het zeer wenselijk dat er handgrepen in de doucheruimten en bij de toiletten worden geplaatst waar de 65-plusser zich aan kan vasthouden danwel optrekken. Het zal niet de eerste keer zijn dat een oudere tijdens het omkleden in de douche uitglijdt en daarbij een heup breekt. Het aanbrengen van handgrepen kan dit al voorkomen. Daarbij geldt dat het lichaam van ouderen meer ondersteuning behoeft dan de lichamen van jongeren. Een simpel keukenstoeltje in de cel waar de 65-plusser op zit tijdens het tv kijken geeft onvoldoende steun. Veel 65-plussers liggen nu veel op bed tijdens het lezen of tv kijken, terwijl een zittende houding voor ouderen vaak beter is. Ook hebben ouderen het vaak sneller koud dan jongeren en zou het fijn zijn als de verwarming wat hoger kon worden gezet. Echter, veel verwarmingen zijn afgesteld om kosten te besparen en kunnen niet hoger worden gezet.    

De Vries is zich bewust van het feit dat een misdrijf een misdrijf blijft en dat wanneer een persoon zich brandt hij op de blaren zal moeten zitten. In de ogen van de Vries kan nagedacht worden over alternatieven straffen voor ouderen. De manier waarop straffen van ouderen tegenwoordig ten uitvoer worden gelegd, moet dan ook veranderen. Het inrichten van een speciale 65-plusafdeling zou, indien de politiek bij het standpunt blijft dat het goed is om oudere personen in detentie te plaatsen, een goed begin zijn. Op een dergelijke afdeling zouden er dan allerlei snufjes en hulpmiddelen aangebracht moeten worden om de 65-plusser te ondersteunen in een menswaardig bestaan tijdens het ouder worden. Want uiteindelijk is dat, ondanks dat het een gedetineerde betreft, waar het hier om gaat.   

*De naam De Vries is een gefingeerde naam. Zijn echte naam is bekend bij de auteurs van dit artikel.