Fouten bij het NFI

Op 20 april 2018 informeerde de Minister van Justitie en Veiligheid de Tweede Kamer over een melding die werd gedaan door een klokkenluider van het Nederlands Forensisch Instituut (hierna: NFI). Volgens deze klokkenluider zouden er wantoestanden plaatsvinden bij de uitvoering van procedures op het gebied van Micro-analyse Intensieve Trauma’s; kortgezegd onderzoeken naar steek- en slagwonden. Een melding die bij ons op kantoor alle alarmbellen deed rinkelen en bovenal lijkt te passen in een patroon van jarenlange wanordelijkheid en tumult bij de organisatie die als belangrijkste taak heeft om onafhankelijke analyses in strafzaken te verrichten. Wat doen dit soort taferelen met het vertrouwen van de maatschappij, en in het bijzonder verdachten, in het NFI? 

Rechters moeten kunnen uitgaan van de juistheid van rapportages die door het NFI worden aangeleverd. Des te zorgelijker is het om te constateren dat deze organisatie – zacht uitgedrukt – tekortkomingen vertoont, mede door bezuinigingen in 2015. Reeds in 2017 verscheen een rapport van een onderzoekscommissie waarin werd geconcludeerd dat er iets goed mis was met de organisatie- en managementcultuur van het NFI. De problemen bij het NFI zouden volgens de toenmalige minister van Veiligheid en Justitie ‘ernstig, stug en van zeer lange duur zijn’. 

Misstanden

Het is goed denkbaar dat voornoemde bij verdachten een hoop vragen oproept, en ervoor zorgt dat wij als advocatenkantoor met argusogen kijken naar rapporten die worden uitgebracht in een strafzaak. Het is immers goed voorstelbaar dat problemen in de organisatie- en managementcultuur doorwerken in de kwaliteit van de door het NFI geleverde analyses.   

Die gedachte lijkt steun te vinden in de door de klokkenluider uitgebrachte melding. Naar aanleiding van deze melding werd er in 2018 wederom een onderzoekscommissie in het leven geroepen die onderzoek deed naar 222 strafzaken. De commissie kwam tot de conclusie dat de procedures met betrekking tot het onderzoek van steek- en slagwonden een fors aantal onduidelijkheden en inconsistenties bevatten. 

De rapportagerichtlijnen zouden weliswaar in hoofdlijnen duidelijk zijn, maar zouden op doorslaggevende onderdelen ruimte laten voor verschillende interpretaties. De gebruikelijke tegenspraakprocedure, waarbij actief gezocht wordt naar eventuele zwakke plekken van de rapportage, zou verantwoordelijkheden van de NFI-medewerkers onvoldoende vastleggen. 

Daarnaast zou in meerdere gevallen sprake zijn van een onordelijke dossiervorming en archivering. Bij een zestal rapportages zou onvoldoende zijn gebleken van een degelijke schaduwprocedure. Een schaduwprocedure (het tegenlezen van de rapportage door een andere deskundige) is van groot belang voor de borging en toetsing van de rapportages. 

De onderzoekscommissie is duidelijk over de procedure met betrekking tot steek- en slagwonden: er was sprake van een misstand. Weliswaar werden er geen concrete redenen gevonden om te twijfelen aan de forensische conclusies van de rapporten, maar de procedure werd onduidelijk bevonden, waardoor een risico op misstanden ontstond. Het risico ontstond dat openbare diensten (zoals het opmaken van rapporten in strafzaken) niet verantwoord konden worden uitgevoerd. De onderzoekscommissie zegt hierover: “gelet op de taken van het NFI zou hiermee een algemeen belang en de openbare ordehandhaving kunnen worden geraakt”. 

Wees alert

Al in 2016 waarschuwden medewerkers van het NFI in de Volkskrant dat ‘het wachten was op de eerste verdachten die vrijuit gaan omdat de organisatie zo’n puinhoop is’. Het is te hopen dat het NFI lering trekt uit de misslagen van de afgelopen jaren. In de tussentijd blijven wij als kantoor in onze zaken nauwkeurig de rapporten van het NFI controleren en toetsen. Voor verdachten is het zaak om samen met hun advocaat de rapportages kritisch te blijven beschouwen, teneinde een eerlijk proces te waarborgen.