Vrijspraak: digitale zelfverdediging door journalist geen strafbare belediging

Mr. M.A.M. (Maarten) Pijnenburg stond onlangs een journalist bij die verdacht werd van belediging. Zijn cliënt werd uiteindelijk vrijgesproken. In deze blog gaat hij in op de uitingsvrijheid (van journalisten) en de rol die het Openbaar Ministerie daarin heeft.

Soms lijkt het alsof de prioriteitstelling bij het Openbaar Ministerie grillig verloopt. Al in de eerste colleges strafrecht ver in de vorige eeuw, werd mij duidelijk gemaakt dat het strafrecht het laatste redmiddel is om de samenleving te ordenen. Slechts als alle wegen zijn bewandeld zou de strafrechter een rol moeten hebben in deze ordening. Er zijn extreem veel mogelijkheden om conflicten te beslechten, maar voordat een burger voor de strafrechter moet verschijnen dient er goed te zijn nagedacht of dit wenselijk is.

Dat geldt in het bijzonder als het gaat om een journalist die vanwege zijn bijzondere rol in het publieke debat nog meer dan een ander het recht heeft van het vrije woord. Als journalisten niet meer mogen schrijven wat zij denken dan kan dit tot een soort “verkramping“ leiden van het publieke debat. In de rechtspraak is het algemeen aanvaard dat ook onwelgevallige of choquerende meningen bescherming verdienen. Al in de 18eeeuw (Voltaire) kwam de gedachte naar voren:

ik ben het niet eens met wat je zegt, maar ik zal het recht om het te zeggen tot aan de dood verdedigen”.

Nu is dat laatste in de Nederlandse context wat grotesk, maar van een instantie belast met de opsporing van misdrijven mag terughoudendheid worden verwacht, voordat een journalist “voor het hekje“ dient te verschijnen. Vergeet u niet dat verantwoording afleggen in een rechtszaal tegenover een rechter, officier van justitie en publiek in de regel geen prettige aangelegenheid is en bij een veroordeling kan leiden tot een strafblad dat op een onvoorzien moment iemand kan benadelen.

Openbaar Ministerie niet op andere gedachten te brengen

In onderhavige zaak stuurde ik gezien de omstandigheden enkele weken voorafgaand aan de zitting een uitgebreid en gemotiveerd sepotverzoek aan het Openbaar Ministerie. Desondanks was het Openbaar Ministerie niet op andere gedachten te brengen om mijn cliënt Peter Breedveld te vervolgen voor het beledigen van een persoon die hem en zijn vrouw jarenlang via e-mail en Twitter heeft “getrold”. Mijn cliënt benoemde op zijn website (na een jarenlange treitercampagne door aangever) dat aangever er uitziet als een ‘achterbakse NSB’ende pederast’. Niet vleiend, maar gelet op de context van de voorgeschiedenis en de overduidelijk “over the top“ provocatieve stijl volgens ons gerechtvaardigd.

De betrokken aangever had zich ook niet onbetuigd gelaten in zijn tweets. Hij verwees naar het overlijden van de moeder van de partner van cliënt, welke laatste hij vanwege haar Marokkaanse afkomst fijntjes als muzelvrouwtje omschreef. Wie kaatst kan de bal verwachten.

Gelukkig werd mijn cliënt op een open en deskundige manier door de rechter ondervraagd en kon hij “zijn verhaal“ doen. Namens cliënt voerde ik onderstaande aan.

Vrijspraak!

De rechter is hier vervolgens in meegegaan en heeft cliënt vrijgesproken. Hij heeft in deze vrijspraak zwaar laten meewegen dat zijn uitlatingen zijn gedaan in het kader van het publieke debat over het lastigvallen van mensen (trollen) op het internet. De rechter heeft de provocaties van aangever en de terughoudendheid die de rechter dient in te nemen bij het beperken van de vrijheid van meningsuiting in ons voordeel uitgelegd .

Veel lof dus voor het vonnis van de rechtbank, dat te lezen is via deze link. Het knagende gevoel blijft echter dat deze zaak wat ons betreft nooit aan rechter had moeten worden voorgelegd.

‘Futilisering van het strafrecht

Een commissie van wijze mannen en vrouwen heeft vrij recent in een rapport over de strafbaarheid van beledigingen van agenten opgeroepen tot terughoudendheid bij de opsporing. Er werd gesproken over de futilisering van het strafrecht, indien iedere scheldpartij op straat tot een rechtszaak zou leiden. Dat rapport is via deze link te lezen.

Het Openbaar Ministerie zou deze wijze raad ter harte moeten nemen en de lijn door moeten trekken tot het internet.

Wanneer is het nu echt noodzakelijk dat het OM ingrijpt? Wat ons betreft ligt de grens bij het ontstaan van gevaar voor goederen en vooral personen. U zou kunnen denken aan het aanzetten tot haat of discriminatie. Pas dan is er een duidelijke maatschappelijke noodzaak om beschermend op te treden. Internationaal is er een tendens om belediging uit het strafrecht te halen. Door op vervolging voor dit soort feiten aan te sturen, komt Nederland terecht in een rijtje landen als Thailand en Turkije, die mildly speaking niet bekendstaan als voorvechters van het vrije woord.

De kerntaak van het Openbaar Ministerie is het leiding geven aan de opsporing van misdrijven, niet het beschermen van mensen met lange tenen. Zeker niet de olifant die zelf op de tenen van een ander gaat staan.

Wordt u, of iemand in uw omgeving, verdacht van belediging, laster of smaad, neem dan contact op met ons kantoor op het nummer 020-5237667 om de mogelijkheden te bekijken.

Maarten Pijnenburg (advocaat bij Dekens Pijnenburg Strafrechtadvocaten)