Voorwaardelijke invrijheidstelling mogelijk op de schop: houd er rekening mee!

In gedetineerdenkrant De Bonjo schreef onze juridisch medewerker Jordi l’Homme een artikel over de mogelijke wijziging van de regeling omtrent voorwaardelijke invrijheidstelling.

Voorwaardelijke invrijheidstelling (hierna VI) is al in het Nederlandse Wetboek van Strafrecht opgenomen sinds 1886. De afgelopen jaren bestaat er vanuit de politiek een steeds groter onbegrip over de VI-regeling, waarmee wordt beoogd een veilige terugkeer van veroordeelden in de samenleving te bevorderen. Begin dit jaar diende minister voor Rechtsbescherming Dekker het wetsvoorstel ‘Straffen en beschermen’ in bij de Tweede Kamer. Een van de meest belangrijke punten in dit wetsvoorstel is een voorstel tot wijziging van de huidige VI-regeling. De minister wil bewerkstelligen dat het een stuk lastiger wordt om voorwaardelijk in vrijheid te worden gesteld. Met name voor langgestraften kan dit grote consequenties hebben. In onze praktijk, waarin een groot aantal cliënten verdacht worden van misdrijven waarop een lange gevangenisstraf staat, kan dit wetsvoorstel aanzienlijke consequenties gaan hebben. 

De huidige VI-regeling

Op dit moment is het zo dat een veroordeelde (van rechtswege) aanspraak kan maken op VI, tenzij er een vordering tot uitstel of achterwege blijven wordt ingediend door het Openbaar Ministerie. Een dergelijke vordering wordt bijvoorbeeld ingediend indien de gedetineerde zich tijdens de detentieperiode herhaaldelijk heeft misdragen en hiervoor disciplinaire maatregelen opgelegd heeft gekregen. 

Iemand kan alleen voorwaardelijk in vrijheid worden gesteld indien een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van langer dan één jaar is opgelegd. 

Bij gevangenisstraffen van één tot twee jaar kan de veroordeelde alleen voor het gedeelte van de straf dat boven het jaar uit gaat en de veroordeelde daarvan 1/3 heeft uitgezeten voorwaardelijk in vrijheid worden gesteld. Dat betekent dus dat wanneer een gevangenisstraf van 1,5 jaar wordt opgelegd, de VI pas in het laatste half jaar van de gevangenisstraf in kan gaan. Dat betekent dat de VI na 1/3 van deze laatste zes maanden in gaat en er dus slechts 4 maanden VI zal plaatsvinden.

De betekenis van de VI bij gevangenisstraffen van méér dan twee jaar is groter. Hierbij is het zo dat na 2/3 van de straf de VI in zal gaan. Stel dat u veroordeeld bent tot een gevangenisstraf van 18 jaar, dan betekent dit dat u in beginsel na 12 jaar voorwaardelijk in vrijheid zult worden gesteld. 

Het is wel zo dat er voorwaarden aan de VI gesteld kunnen worden waar u zich tijdens de VI-periode aan moet houden. Een voorbeeld hiervan is de verplichting om je wekelijks bij de Reclassering te melden. Indien u zich hier niet aan houdt, kan het strafrestant alsnog ten uitvoer worden gelegd.

De beoogde veranderingen 

Deze huidige gang van zaken acht minister Dekker onwenselijk; het zou niet uit te leggen zijn dat veroordeelden na 2/3 van hun straf te hebben uitgezeten, de penitentiaire inrichtingen kunnen verlaten. Bij de inhoudelijke redenen van Dekker om deze wijzigingen door te voeren, kunnen wat mij betreft genoeg vraagtekens worden gezet. Daar zal ik echter in dit artikel verder niet op ingaan. 

Het wetsvoorstel beoogt verandering te brengen in de automatische verlening van VI. Met andere woorden zou dat in de praktijk betekenen dat het – hiervoor besproken – principe van ‘VI, tenzij…’ wordt omgezet in ‘geen VI, tenzij…’. Per individuele gedetineerde zal een beslissing worden genomen over diens VI (en de eventueel daarbij horende voorwaarden). Bij deze beslissing zal het gedrag van de gedetineerde gedurende de hele detentie, eventuele risico’s, slachtofferbelangen en de belangen van de samenleving als geheel belangrijke wegingsfactoren zijn. 

Daarnaast stelt minister Dekker dat de duur van de VI gemaximeerd dient te worden op twee jaar. Dit betekent, kijkend naar het hierboven genoemde voorbeeld waarin een gevangenisstaf van 18 jaar is opgelegd, dat een veroordeelde pas na 16 jaar voorwaardelijk in vrijheid zal worden gesteld. Vier jaar later dan onder de oude regeling. 

Wat betekent dit voor u als verdachte of veroordeelde?

Als uw straf onherroepelijk is, blijft voor u de oude VI-regeling gelden. Pas als deze veranderingen zijn ingegaan, gaat deze regeling gelden voor de straffen die nog worden opgelegd.

Het is op dit moment lastig in te schatten of, en wanneer, dit wetsvoorstel in werking zal treden. Het wetsvoorstel ligt nu nog bij de Tweede Kamer in afwachting van een debat. Wij zien de laatste jaren wel een ontwikkeling in de samenleving die roept om hogere straffen welke de rechtspraak volgt, met name bij afrekening in het criminele circuit. Dit wetsvoorstel past in die lijn. De kans is reëel dat de VI-regeling gaat veranderen in uw nadeel.  

Het is belangrijk dat indien uw zaak nu loopt, en u een hoger beroep overweegt, omdat u het niet alleen oneens bent met uw veroordeling maar ook met de hoogte van de opgelegde straf, u deze ontwikkeling mee neemt in uw overwegingen en deze met uw advocaat bespreekt.

Overigens verwachten wij wel dat indien deze maatregelen worden ingevoerd, dit uiteindelijk weer zal leiden tot het opleggen van lagere straffen. Althans, wij zullen ons tot het uiterste inspannen om de rechters daarvan te overtuigen.

Mocht u hierover vragen hebben, schroomt u dan niet om contact op te nemen met ons kantoor op het nummer 020-5237667 voor advies. 

Jordi l’Homme, juridisch medewerker bij Dekens Pijnenburg Strafrechtadvocaten