Verhoging maximumstraf voor doodslag

Nancy en Jordi

Eind dit jaar zal de minister van J&V een wetsvoorstel indienen om een verhoging van de maximumstraf voor doodslag te bewerkstelligen. Er zou een te groot verschil zijn ontstaan tussen de maximumstraffen die opgelegd kunnen worden voor moord (30 jaar of levenslang) en doodslag (15 jaar). De precieze omvang van de verhoging is nog onduidelijk. Gelet op een door de Tweede Kamer aangenomen motie zou het om een verhoging van 15 naar 25 jaar kunnen gaan. Doordat de regeling van de voorwaardelijke invrijheidstelling (VI) ook rigoureus wordt ingekort, kan dit grote gevolgen hebben. De tijd die uitgezeten moet worden bij een veroordeling voor doodslag zou fors kunnen stijgen. Voor de nieuwe editie van gedetineerdenkrant de Bonjo schreven mr. N.W.A. (Nancy) Dekens en Jordi l’Homme (LL.B/BSc) hier een artikel over.

Moord en doodslag

Het juridische verschil tussen moord en doodslag is de voorbedachte raad die voor een bewezenverklaring van moord wél vereist is en voor doodslag niet. De ondergrens voor doodslag is kort gesteld het bewust aanvaarden van de kans dat iemand door jouw handelen overlijdt. De ondergrens voor moord is het echte moment van bezinning voordat je besluit handelingen te verrichten waardoor iemand overlijdt. Dat noemen we voorbedachte raad, ook wel “kalm beraad en rustig overleg”.

In 2006 is de maximale tijdelijke straf voor moord verhoogd van 20 naar 30 jaar. Het gat tussen de maximumstraf tussen moord (30 jaar) en doodslag (15 jaar) ís daardoor behoorlijk. Het maximum van 15 jaar voor doodslag kan met éénderde worden verhoogd als in combinatie met die doodslag andere strafbare feiten zijn gepleegd door een verdachte.

Er kan onder bepaalde omstandigheden dus al 20 jaar worden opgelegd. En bovendien bestaat de variant ‘gekwalificeerde doodslag’ ook al. Dit is een doodslag die onder (straf)verzwarende omstandigheden is gepleegd. Dit kan bijvoorbeeld het dodelijk neerschieten van een persoon zijn na het overvallen van een juwelier. Hiervoor bestaat de mogelijkheid al om 30 jaar of levenslang op te leggen. 

De dood van Humeyra: verhoging maximumstraf

Je kunt je afvragen welk doel deze gewenste strafverhoging daadwerkelijk dient. Dit komend wetsvoorstel past in het pakket van strafverhogende maatregelen die de regering al jaren aan het doorvoeren is. Als reactie op de (onderhand toch wel wat hysterische) roep vanuit de samenleving om zwaardere straffen. 

Deze forse verhoging van de maximumstraf op doodslag is geen verrassing. Het past bij het signaal dat de politiek wil afgeven in de strijd tegen zware delicten. De aankondiging voor deze verhoging lijkt een rechtstreeks gevolg van de veroordeling van de man die de 15-jarige Humeyra van het leven heeft beroofd. De rechtbank kon moord niet bewijzen, maar vond de maximumstraf voor de bewezenverklaarde doodslag eigenlijk niet toereikend. En gaf daar blijk van in het vonnis (lees die uitspraak hier). 

De Hoge Raad en de voorbedachte raad

De voorname oorzaak van de problemen die ontstaan in zaken zoals die van Humeyra, vloeit voort uit een arrest van de Hoge Raad uit 2012. In dit arrest heeft de Hoge Raad de lat voor voorbedachte raad een stuk hoger gelegd. Hierdoor kan minder snel tot een bewezenverklaring van moord worden gekomen. De rechter moet echt vaststellen of iemand niet in een opwelling heeft gehandeld. 

Wat niet vergeten moet worden is dat er niet zonder reden een groot verschil is tussen het delict doodslag en moord. Uit de wetsgeschiedenis blijkt dat de wetgever het verschil in strafmaxima heeft beoogd, net zoals dit onderscheid beoogd is tussen de delicten ‘dood door schuld’ en ‘doodslag’. Doordat het verschillende misdrijven zijn, lopen de strafmaxima ook uit elkaar. Het gaat om andere gedragingen en andere beslissingen die zijn genomen voorafgaand en tijdens het delict die tot een bepaald gevolg hebben geleid. 

Afbeeldingsresultaat voor hoge raad

 

De Hoge Raad der Nederlanden

Het gevolg: hogere straffen door rechters

De rechter moet in elke individuele zaak maatwerk af kunnen blijven leveren, zeker voor wat betreft de straftoemeting. Uit een recent onderzoek blijkt dat rechters zelden de maximumstraf voor doodslag opleggen. 

Dat zegt helemaal niets over de hoogte van de straf. De afgelopen 20 jaar zijn rechters zwaarder gaan straffen, met name in gewelds- en zedenmisdrijven. Rechters geven daarmee gehoor aan een roep vanuit de samenleving. Het komt ook door de grote rol die slachtoffers hebben gekregen in strafzaken. 

Als de maximumstraf voor (ernstige) delicten steeds hoger wordt, moet een rechter – zeker in die zaken die breed worden uitgemeten in de media – van goeden huize komen om flink lager te straffen dan het maximum. Die ondergrens schuift ook omhoog als de maxima stijgen. Dat zien we nu in liquidaties in het criminele circuit met grote regelmaat gebeuren. In dat soort zaken lijkt de ondergrens onderhand te liggen op 20 jaar, daar waar dat een aantal jaar geleden terug het maximum was.

Het zou toch niet zo moeten zijn dat met een verhoging van de maximumstraf voor doodslag naar 25 jaar de ondergrens de huidige bovengrens wordt, dus 15 jaar. 

Zeker niet met in het achterhoofd dat de VI-regeling (zo goed als) mogelijk spoedig afgeschaft wordt. De VI-periode wordt in de nabije toekomst maximaal twéé jaar, in plaats van nu 1/3 van de opgelegde straf bij een veroordeling van meer dan twee jaar (lees via deze link een eerdere blog over de wijziging van de VI).

Een snelle rekensom leert dat vooral bij zaken waarin hogere straffen worden opgelegd (zoals bij moord en doodslag) de daadwerkelijk uit te zitten gevangenisstraf fors stijgt. 

Verhoging maximumstraf voor doodslag: een bedenkelijke ontwikkeling 

Wat ons betreft is het een bedenkelijk idee om het strafrechtelijke systeem in grote mate te laten regeren vanuit de maatschappelijke wens meer en hoger te straffen. Dat hoger straffen past in een ontwikkeling waarin de rechten van verdachten steeds meer op de achtergrond lijken te belanden. Terwijl het strafproces juist moet gaan om de persoon die wordt vervolgd. Dat was ooit het uitgangspunt van het strafproces. Dat lijkt door de wetgever te worden vergeten.

Een verhoging van de maximumstraf voor doodslag naar 20 jaar ligt volgens ons meer in de lijn met het beoogde verschil tussen doodslag en moord. 

De taak van de strafrechtadvocaat zal er hoe dan ook op gericht zijn voor u als verdachte te strijden voor een voor u aanvaardbare uitkomst van uw zaak. Als een vrijspraak er niet in zit, is dat een passende straf voor de persoon en de daad.

Wanneer de gewijzigde VI-regeling in werking treedt, zullen wij ons inspannen rechters te bewegen lager te straffen dan nu het geval is, ongeacht het wettelijke strafmaximum.

Lees ook over ons specialisme: geweldsdelicten

Vragen?

Heeft u vragen hierover? Neem dan vrijblijvend contact op met ons kantoor!

Nancy Dekens (strafrechtadvocaat bij Dekens Pijnenburg Strafrechtadvocaten)

Jordi l’Homme (juridisch medewerker bij Dekens Pijnenburg Strafrechtadvocaten en redactielid van de Bonjo)

Nancy en Jordi

 

Nancy Dekens en Jordi l’Homme

Voorwaardelijke invrijheidstelling mogelijk op de schop: houd er rekening mee!

In gedetineerdenkrant De Bonjo schreef onze juridisch medewerker Jordi l’Homme een artikel over de mogelijke wijziging van de regeling omtrent voorwaardelijke invrijheidstelling.

Voorwaardelijke invrijheidstelling (hierna VI) is al in het Nederlandse Wetboek van Strafrecht opgenomen sinds 1886. De afgelopen jaren bestaat er vanuit de politiek een steeds groter onbegrip over de VI-regeling, waarmee wordt beoogd een veilige terugkeer van veroordeelden in de samenleving te bevorderen. Begin dit jaar diende minister voor Rechtsbescherming Dekker het wetsvoorstel ‘Straffen en beschermen’ in bij de Tweede Kamer. Een van de meest belangrijke punten in dit wetsvoorstel is een voorstel tot wijziging van de huidige VI-regeling. De minister wil bewerkstelligen dat het een stuk lastiger wordt om voorwaardelijk in vrijheid te worden gesteld. Met name voor langgestraften kan dit grote consequenties hebben. In onze praktijk, waarin een groot aantal cliënten verdacht worden van misdrijven waarop een lange gevangenisstraf staat, kan dit wetsvoorstel aanzienlijke consequenties gaan hebben. 

De huidige VI-regeling

Op dit moment is het zo dat een veroordeelde (van rechtswege) aanspraak kan maken op VI, tenzij er een vordering tot uitstel of achterwege blijven wordt ingediend door het Openbaar Ministerie. Een dergelijke vordering wordt bijvoorbeeld ingediend indien de gedetineerde zich tijdens de detentieperiode herhaaldelijk heeft misdragen en hiervoor disciplinaire maatregelen opgelegd heeft gekregen. 

Iemand kan alleen voorwaardelijk in vrijheid worden gesteld indien een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van langer dan één jaar is opgelegd. 

Bij gevangenisstraffen van één tot twee jaar kan de veroordeelde alleen voor het gedeelte van de straf dat boven het jaar uit gaat en de veroordeelde daarvan 1/3 heeft uitgezeten voorwaardelijk in vrijheid worden gesteld. Dat betekent dus dat wanneer een gevangenisstraf van 1,5 jaar wordt opgelegd, de VI pas in het laatste half jaar van de gevangenisstraf in kan gaan. Dat betekent dat de VI na 1/3 van deze laatste zes maanden in gaat en er dus slechts 4 maanden VI zal plaatsvinden.

De betekenis van de VI bij gevangenisstraffen van méér dan twee jaar is groter. Hierbij is het zo dat na 2/3 van de straf de VI in zal gaan. Stel dat u veroordeeld bent tot een gevangenisstraf van 18 jaar, dan betekent dit dat u in beginsel na 12 jaar voorwaardelijk in vrijheid zult worden gesteld. 

Het is wel zo dat er voorwaarden aan de VI gesteld kunnen worden waar u zich tijdens de VI-periode aan moet houden. Een voorbeeld hiervan is de verplichting om je wekelijks bij de Reclassering te melden. Indien u zich hier niet aan houdt, kan het strafrestant alsnog ten uitvoer worden gelegd.

De beoogde veranderingen 

Deze huidige gang van zaken acht minister Dekker onwenselijk; het zou niet uit te leggen zijn dat veroordeelden na 2/3 van hun straf te hebben uitgezeten, de penitentiaire inrichtingen kunnen verlaten. Bij de inhoudelijke redenen van Dekker om deze wijzigingen door te voeren, kunnen wat mij betreft genoeg vraagtekens worden gezet. Daar zal ik echter in dit artikel verder niet op ingaan. 

Het wetsvoorstel beoogt verandering te brengen in de automatische verlening van VI. Met andere woorden zou dat in de praktijk betekenen dat het – hiervoor besproken – principe van ‘VI, tenzij…’ wordt omgezet in ‘geen VI, tenzij…’. Per individuele gedetineerde zal een beslissing worden genomen over diens VI (en de eventueel daarbij horende voorwaarden). Bij deze beslissing zal het gedrag van de gedetineerde gedurende de hele detentie, eventuele risico’s, slachtofferbelangen en de belangen van de samenleving als geheel belangrijke wegingsfactoren zijn. 

Daarnaast stelt minister Dekker dat de duur van de VI gemaximeerd dient te worden op twee jaar. Dit betekent, kijkend naar het hierboven genoemde voorbeeld waarin een gevangenisstaf van 18 jaar is opgelegd, dat een veroordeelde pas na 16 jaar voorwaardelijk in vrijheid zal worden gesteld. Vier jaar later dan onder de oude regeling. 

Wat betekent dit voor u als verdachte of veroordeelde?

Als uw straf onherroepelijk is, blijft voor u de oude VI-regeling gelden. Pas als deze veranderingen zijn ingegaan, gaat deze regeling gelden voor de straffen die nog worden opgelegd.

Het is op dit moment lastig in te schatten of, en wanneer, dit wetsvoorstel in werking zal treden. Het wetsvoorstel ligt nu nog bij de Tweede Kamer in afwachting van een debat. Wij zien de laatste jaren wel een ontwikkeling in de samenleving die roept om hogere straffen welke de rechtspraak volgt, met name bij afrekening in het criminele circuit. Dit wetsvoorstel past in die lijn. De kans is reëel dat de VI-regeling gaat veranderen in uw nadeel.  

Het is belangrijk dat indien uw zaak nu loopt, en u een hoger beroep overweegt, omdat u het niet alleen oneens bent met uw veroordeling maar ook met de hoogte van de opgelegde straf, u deze ontwikkeling mee neemt in uw overwegingen en deze met uw advocaat bespreekt.

Overigens verwachten wij wel dat indien deze maatregelen worden ingevoerd, dit uiteindelijk weer zal leiden tot het opleggen van lagere straffen. Althans, wij zullen ons tot het uiterste inspannen om de rechters daarvan te overtuigen.

Mocht u hierover vragen hebben, schroomt u dan niet om contact op te nemen met ons kantoor op het nummer 020-5237667 voor advies. 

Jordi l’Homme, juridisch medewerker bij Dekens Pijnenburg Strafrechtadvocaten